Breuken > Breuken vergelijken
123456Breuken vergelijken

Voorbeeld 2

Op maandagavond hebben `30` van de `40` bezoekers een pizza besteld.
Op dinsdagavond `35` van de `50` bezoekers een pizza besteld.

Mag je zeggen dat er op dinsdag naar verhouding meer pizza's zijn besteld?
Er zijn wel meer pizza's besteld, maar er waren ook meer bezoekers...

> antwoord

Op maandagavond heeft `30/40` deel een pizza besteld.
Op dinsdagavond heeft `35/50` deel een pizza besteld.

Om beide breuken te kunnen vergelijken maak je ze gelijknamig:

`30/40 = 3/4 = 15/20` en `35/50 = 7/10 = 14/20` .

Dus zijn er op dinsdagavond naar verhouding juist minder pizza's besteld.

Opgave 7

In Voorbeeld 2 worden twee breuken vergeleken.

a

Waarom is het verstandig om beide breuken eerst te vereenvoudigen?

b

Kun je beide breuken ook vergelijken door van beide een breuk met noemer `600` te maken?

c

Vergelijk beide breuken ook met behulp van kommagetallen.

Opgave 8

Marit zit in klas 1A en Gerdien in 1D. In 1A zitten `24` leerlingen, in 1D `28` leerlingen. In beide klassen zitten `10` meisjes. Ga bij de volgende uitspraken na of ze kloppen. Leg de antwoorden uit.

a

Marit: "In mijn klas is het deel meisjes groter dan in jouw klas."

b

Gerdien: "Wij hadden `22` voldoendes voor het proefwerk wiskunde en jullie maar `18` , dus in mijn klas is het beter gemaakt."

c

Marit: "Dat is niet waar, want bij ons waren er `2` leerlingen ziek en bij jullie heeft iedereen het gemaakt, dus wij hebben het beter gedaan."

Opgave 9

Er wordt van een griepepidemie gesproken als er van elke `1000` inwoners meer dan `80` de griep hebben. In de klas van Antoine hebben `3` leerlingen de griep en zijn er `24` gezond. Volgens Antoine zou er wel eens sprake kunnen zijn van een epidemie.

Ga na of hij daarin gelijk heeft.

verder | terug