Machten en wortels > Kwadraten
123456Kwadraten

Antwoorden van de opgaven

Opgave V1
a

0,50 × 0,50 = 0,25 m2.

b

`8 xx 8 xx 0,25 = 16` m2.

c

Omdat je daarvoor een meter met een meter moet vermenigvuldigen. Je hebt dus in 2 richtingen met een m te maken.

Opgave 1
a

7 × 7 = 49

b

Als zeven kwadraat.

Opgave 2
a

6 2 = 36

b

25 2 = 625

c

3,5 2 = 12,25

d

2,2 2 = 4,84

Opgave 3

Doen, oefen ze met een medeleerling.

Opgave 4
a

Dat is het kwadraat van 38, maar dan gedeeld door 10 2 = 100 .

b

5 17 = 25 289

c

`23`

d

20 2 + 3 2 = 400 + 9 = 409 en 23 2 = 529.
Je kunt dit ook laten zien door een vierkant van 23 bij 23 zo op te delen dat er een vierkant van 20 bij 20 en eentje van 3 bij 3 ontstaan. Er blijven dan twee stukken over.

Opgave 5
a

( - 3 ) 2 = 9

b

- 3 2 = - 9

b

Alleen de eerste, je moet bij kwadraten van negatieve getallen dus altijd haakjes gebruiken.

Opgave 6
a

Omdat anders onduidelijk is wat je nu precies moet kwadrateren.

b

`(1 2/5)^2 = (7/5)^2 = 7/5 xx 7/5 = 49/25`

c

`(text(-)3 1/2)^2 = (text(-) 7/2)^2 = text(-) 7/2 xx text(-) 7/2 = 49/4`

Opgave 7
a

33 2 = 1089

b

0,9 2 = 0,81

c

- 2,7 2 = - 7,29

d

( - 0,1 ) 2 = 0,01

e

15 2 - 13 2 = 225 - 169 = 56

f

( 15 - 13 ) 2 = 2 2 = 4

Opgave 8
a

( 2 5 ) 2 = 4 25

b

( - 3 8 ) 2 = 9 64

c

( - 1 1 4 ) 2 = 1 9 16

d

- ( 2 2 5 ) 2 = - 5 19 25

Opgave 9

Verdeel het vierkant van 1,5 bij 1,5 zo dat er een vierkant van 1 bij 1 en eentje van 0,5 bij 0,5 ontstaan. Er blijven dat twee rechthoeken van 1 bij 0,5 over.

Opgave 10
a

Van het getal `11` .

b

Van het getal `2,1` .

Opgave 11Het spelbord voor Go
Het spelbord voor Go
a

`18^2 = 324`

b

`0,15^2 = 0,0225` m2.

c

Het wordt een vierkant met zijden van `18 xx 0,15 = 2,70` m.
De oppervlakte wordt dus `2,70^2 = 7,29` m2.

Opgave 12De stenen voor Go
De stenen voor Go
a

Er zijn `19^2 = 361` roosterpunten. Er zijn `180` witte en `181` zwarte stenen nodig (maximaal omdat zwart begint).

b

Maximaal een cirkel met een diameter van `15` cm2.

Opgave 13
a

1,2 2 = 1,44

b

- 18 2 = - 324

c

- 2 7 2 = 4 49

d

3 1 4 2 = 169 16 = 10 9 16

Opgave 14
a

1,5 2 = 2,25, dus dan wordt het kwadraat (de oppervlakte van het vierkant) te klein. De lengte van de zijde moet groter zijn.

b

1,8 2 = 3,24, dus dan wordt het kwadraat (de oppervlakte van het vierkant) te groot. De lengte van de zijde moet kleiner zijn.

verder | terug