Machten en wortels > Wortels
123456Wortels

Antwoorden van de opgaven

Opgave V1
a

3 m, want `9 = 3^2` .

b

`3/8 = 0,375` m, dus `37,5` cm.

c

Tsja, je moet dan een getal vinden waarvan het kwadraat `10` is. En `10` is geen kwadraat...
Je kunt natuurlijk even wat getallen proberen.
In de Uitleg lees je er meer over.

Opgave 1
a

64 = 8

b

7 2 = 7

Opgave 2
a

49 = 7

b

144 = 12

c

2,25 = 1,5

d

4 9 = 2 3

e

0,64 = 0,8

f

6 1 4 = 2 1 2

Opgave 3

Tussen 11 en 12.
Want 11 2 = 121 en 12 2 = 144.

Opgave 4
a

64 = 8

b

100 = 10

c

144 = 12

d

225 = 15

e

2,25 = 1,5

f

6,25 = 2,5

g

0,09 = 0,3

h

0,36 = 0,6

Opgave 5
a

1 9 = 1 3

b

9 16 = 3 4

c

1 9 16 = 25 16 = 5 4

d

2 1 4 = 9 4 = 3 2

Opgave 6
a

Eigen antwoord.

b

Neem bijvoorbeeld - 16 . Je zou als antwoord wellicht - 4 willen geven, maar het kwadraat van - 4 is 16 en niet - 16 .
Je kunt je ook geen vierkant voorstellen met een oppervlakte van - 16 waar de zijde dan een lengte van - 16 zou moeten hebben.

Opgave 7
a

Het vierkant bestaat uit 4 halve roosterhokjes.

b

Je vindt 14 mm.
En 1,4 2 = 1,96 2 .

c

Ook 1,414213562 2 2 .

d

Waarschijnlijk krijg je 2 = 1,414213562 (of nog meer decimalen). Druk je met dit getal in beeld op de kwadraattoets dan geeft je machine waarschijnlijk 2 als antwoord, hoewel dat eigenlijk niet klopt. Kennelijk heeft je machine nog meer decimalen in zijn geheugen en dan kan het kwadraat met afronden toch wel 2,000000000 zijn en komt er 2 in beeld.

Opgave 8
a

Schatting: 1 < 3 < 2 (gebruik de kwadraten die je uit het hoofd kent).
Benadering: 3 1,7321 .

b

Schatting: 7 < 50 < 8 (gebruik de kwadraten die je uit het hoofd kent).
Benadering: 50 7,0711 .

c

Schatting: 0 < 0,4 < 1 .
Benadering: 0,4 0,6325 .

d

Schatting: 31 < 1000 < 32 (wel erg nauwkeurig, dat 1000 tussen 30 en 40 ligt moet je nog wel uit het hoofd kunnen schatten).
Benadering: 1000 31,6228 .

e

Schatting: 2 < 5 1 3 < 3 .
Benadering: 5 1 3 2,3094 .

Opgave 9
a

121 = 11

b

196 = 14

c

4,41 = 2,1

d

0,0025 = 0,05

e

73 9 = 8

f

1 15 49 = 1 1 7

g

625 361 = 25 19 = 6

h

- 0,36 = - 0,6

Opgave 10
a

20 cm.

b

Tussen 4 en 5 , want 4 2 = 16 en 5 2 = 25 .

c

Ongeveer 4,472 cm.

d

4,472 2 = 19,998784 en dus niet precies 20 .

Opgave 11
a

Schatting: 2 < 5 < 3 .
Benadering: 5 2,2361 .

b

Schatting: 9 < 96 < 10 .
Benadering: 96 9,7980 .

c

Schatting: 0 < 0,0014 < 1 .
Benadering: 0,0014 0,0374 .

d

Schatting: 40 < 1700 < 50 (het is nu niet nodig om te schatten tussen welke twee opeenvolgende gehele getallen deze wortel ligt, het gaat vooral om de orde van grootte).
Benadering: 1700 41,2311 .

e

Schatting: 3 < 15 1 5 < 4 .
Benadering: 15 1 5 3,8987 .

f

Schatting: 24 < 12 5 < 36 .
Benadering: 12 5 26,8328 .

Opgave 12
a

De lengte van elke zijde van het vierkant is `sqrt(25)=5` cm en dus is de omtrek `4xx5=20` cm.

b

De lengte van elke zijde van het vierkant is `sqrt(24)` cm en dus is de omtrek `4xxsqrt(24)~~19,60` cm.

Opgave 13Wortels en vierkanten
Wortels en vierkanten
a

Verdeel de figuur in vierkanten en halve rechthoeken. Teken hem eventueel eerst zelf na.

b

A B = 20 4,47

c

Doen.

Opgave 14Lengte van een lijnstuk berekenen
Lengte van een lijnstuk berekenen

Het vierkant komt er uit te zien zoals in de figuur. Door verdelen in halve rechthoeken en een vierkant bepaal je de oppervlakte.
Het vierkant krijgt een oppervlakte van `13` cm2.
Dus `AB = sqrt(13) ~~ 3,606` cm.

Opgave 15
a

144 = 12

b

0,81 = 0,9

c

- 10,24 = - 3,2

d

3 1 16 = 49 16 = 7 4 = 1 3 4

Opgave 16
a

15 cm.

b

Gebruik je rekenmachine. Je vindt 15 3,87 cm.

verder | terug