De steekproef is niet representatief omdat jullie alleen over jongeren uit jullie eigen omgeving bevragen.
De steekproef is niet representatief omdat je nu alleen winkelend publiek tegen bevraagt.
De steekproef is niet representatief omdat je nu alleen winkelend publiek tegen bevraagt.
Zie de tabellen.
Doen. Vergelijken kun je alleen relatieve frequenties. Een conclusie trekken is nauwelijks mogelijk.
Doen.
Zie de figuur.
Zie figuur. De spreidingsbreedte is het verschil van maximum en minimum, de kwartielafstand is het verschil van en .
Maak een nette figuur. Conclusies zijn niet te trekken, de boxplots overlappen elkaar nogal. Dat van de meisjes lijkt iets meer naar boven, dus naar langere tijden te nijgen.
Maximum, minimum, kwartielen en mediaan zitten niet op gehele waarden (en niet precies op halven).
Voor wiskunde, een .
De spreiding in cijfers is bij wiskunde groter. Dat geldt zowel voor de spreidingsbreedte als voor de kwartielafstand.
Dat percentage is kleiner, bij wiskunde zit % van de cijfers tussen de en de .
dagen waarin in totaal eieren werden geraapt.
Het wegendiagram krijgt - - - - wegen.
Het aantal mogelijke codes is daarom .
Er zijn nu nog codes mogelijk, dus de kans is .
Maak een overzicht van alle mogelijkheden.
Er zijn gevallen waarin je meer dan ogen hebt.
Die kans is dus .
Bijvoorbeeld: "Hoeveel procent van de jongens en hoeveel procent van de meisjes tussen 14 en 16 jaar spelen minstens één kwartier per dag een spelletje op hun smartphone?"
Je wilt ongeveer evenveel jongens als meisjes vragen van de juiste leeftijdscategorie, je wilt zowel jongeren met als jongeren zonder smartphone (of bestaan die niet meer?) bevragen, je wilt jongens/meisjes van verschillende opleidingsniveau's bevragen, etc. Bedenk zelf nog meer...
Op verschillende scholen van diverse typen in een pauze een groot aantal willekeurige jongens en meisjes uit de gewenste populatie bevragen.
Zie antwoord bij b. De variatiebreedtes zijn: bij ak en bij gs. De kwartielafstanden zijn: bij ak en bij gs.
Zie figuur. Je kunt boxplots maken zowel van ruwe data als van de afgeronde cijfers, maar de boxplots van de ruwe data geven een nauwkeuriger beeld van de spreiding van de cijfers.
De spreiding van de ak-cijfers is veel groter dan die van de gs-cijfers. Verder kun je toch wel zeggen dat de cijfers bij gs in het algemeen wat lager zijn dan bij ak: de mediaan bij gs is maar weinig meer dan het eerste kwartiel bij ak.
Zie figuur bij b. Je gebruikt een klassenindeling met klassen als .
Zie figuur. Je werkt met deze klassenindeling omdat je dan een duidelijker patroon in de frequenties herkent.
Bij ak is een duidelijk grotere spreiding in de cijfers. Bij gs zijn erg veel zessen en zevens, maar weinig hoge cijfers, maar ook geen onvoldoendes.
°C in februari.
Het is zomer in de maanden dec/jan/feb.
In de boxplot van die maand zie je dat dit een kwart van de dagen betreft. Het zijn dus dagen (als het geen schrikkeljaar was).
Nee, want de minimumtemperaturen per dag zullen lager liggen en kunnen dus ook onder de °C uitkomen.
Juni of juli zou je allebei als de koudste maand kunnen betitelen, en zelfs augustus
zou nog wel kunnen.
In juli zitten een paar uitschieters naar beneden, maar de boxplots overlappen elkaar
voor een groot deel en dan is het trekken van een harde conclusie erg lastig.
Bovendien gaat het hier alleen om de maximumtemperaturen op een dag.
Hoe het zit met de minimumtemperaturen is nog maar de vraag.
Zie de figuur.
(maak eventueel een wegendiagram).
2 - 2 - 1 (drie keer) en 1 - 1 - 3 (drie keer). Dus van uitkomsten.
6 - 6 - 4 (drie keer) en 6 - 5 - 5 (drie keer). Dus ook uitkomsten.
De som van de ogen kan 3, 4, ..., 18 zijn.
3 en 18 komen even vaak voor ( keer), net zoals 4 en 17 ( keer) en 5 en 16, enz. In het midden zitten de ogensommen die het vaakst voorkomen,
dat zijn 10 en 11.
Eigen antwoord. Of de leerlingen van jouw school een geschikte steekproef vormen, is zeer de vraag. Zijn ze representatief voor alle 3 havo/vwo leerlingen in heel NL?
Eigen antwoord.
Eigen antwoord.
Eigen antwoord. Dit kan een mooi werkstuk worden...