Vlakke meetkunde > Vlakke figuren
123456Vlakke figuren

Voorbeeld 1

Je ziet hier Δ A B C met A = 60 ° , B = 90 ° en A B = 1 cm.
Laat zien, dat A C = 2 en B C = 3 cm.

> antwoord

Als je deze driehoek spiegelt in lijn B C zie je dat hij de linkerhelft van een gelijkzijdige driehoek A D C is. Daarvan is A D = 2 A B = 2 1 = 2 cm.

Dit betekent dat ook A C = 2 cm.
En dan kun je met behulp van de stelling van Pythagoras berekenen dat B C = 3 cm.

Opgave 4

Bekijk Voorbeeld 1. Een rechthoekige driehoek met hoeken van 60 ° en 30 ° blijkt een bijzondere driehoek te zijn. Als je één zijde weet, kun je de andere twee berekenen.

a

Laat zien, dat B C = 3 cm.

b

Teken de omgeschreven cirkel van deze driehoek en bereken de straal ervan.

c

Teken in deze driehoek hoogtelijn B D en bereken de lengte ervan.

Opgave 5

Een regelmatige zeshoek A B C D E F bestaat uit zes gelijkzijdige driehoeken met zijden van 2 cm die allemaal het hoekpunt M gemeen hebben. Punt M is het middelpunt van de omgeschreven cirkel.

a

Teken deze zeshoek.

b

Laat zien dat deze zeshoek bestaat uit twaalf driehoeken zoals die in Voorbeeld 1. Bereken daarmee de oppervlakte van de regelmatige zeshoek.

verder | terug