Goniometrie > Sinus en cosinus
123456Sinus en cosinus

Antwoorden van de opgaven

Opgave V1
a

De begane grond is de hoofdrichting. Daarop start het vliegtuig, bijvoorbeeld in punt A . Na 3000 m heeft het vector A V afgelegd. Als B het punt op de begane grond recht onder het vliegtuig is, dan wil je weten hoe lang B V is. Dat is de zijwaartse component van vector A V . De lengte van die component is 3000 0,358 1075 m (gebruik de applet) en dat is de hoogte van de onderkant van het vliegtuig.

b

Bij een vlucht onder 20,5 ° is de hoogte 3000 0,350 1051 m.
Bij een vlucht onder 21,4 ° is de hoogte 3000 0,365 1095 m.
Dat is een verschil van maar liefst 44 m!

c

Dat zou in de vliegerij best kunnen. Je vliegt behoorlijk snel en als je door afronden opeens meer dan 20 m hoger zit dan je hebt berekend, mag je hopen dat er geen vliegtuigen in de buurt rondvliegen.

Opgave 1
a

De sinus, want het gaat om de zijwaartse component, de begane grond is de hoofdrichting.

b

3000 sin ( 21 ° ) 1075,1 m.

Gebruik je rekenmachine of de applet in het Practicum.

Opgave 2
a

Maak eventueel een figuur. Het noorden is de centrale richting.

15 cos ( 63 ) 6,810 km noordelijker en 15 sin ( 63 ) 13,365 km oostelijker.

b

20 cos ( 150 ) -17,321 km noordelijker (dus 17,321 km zuidelijker) en 20 sin ( 150 ) 10 km oostelijker.

Opgave 3
a

Omdat de hoek tussen A B en A C gegeven is en je altijd de hoek van een vector ten opzichte van de centrale richting gebruikt om de componenten mee te berekenen.

b

De zijwaartse component.

c

De lengte van B C is 10 sin ( 21 ) 3,58 .

Gebruik je rekenmachine of de applet in het Practicum.

d

De lengte van B C is 15 sin ( 21 ) 5,38 .

Dat is inderdaad 1,5 keer zo groot.

Opgave 4
a

Doen.

Er wordt cosinus gebruikt voor het berekenen van A B omdat dit de centrale component is in dit geval.

b

A B is 14 cos ( 100 ) -2,4 en B C is 14 sin ( 100 ) 13,8 .

c

Hij wijst tegen de centrale richting in.

d

Bij hoeken tussen 180 ° en 270 ° in.

Opgave 5
a

De centrale component is negatief, want tegen de centrale richting in.

b

De centrale component is 10 cos ( 134 ) - 6,947 en B C is 10 sin ( 134 ) 7,193 .

c

Ja dat geldt ook voor de componenten, want de rechthoekige driehoeken waarvan de componenten de rechthoekszijden zijn, zijn gelijkvormig. De hoeken veranderen immers niet.

Opgave 6
a

Er wordt cosinus gebruikt voor het berekenen van A B omdat dit hier de centrale component is.

b

Nu is:

  • A B is 15 sin ( 40 ) 9,64

  • B C is 15 cos ( 40 ) 11,49

Opgave 7

Kies K L als centrale richting. Dan is:

  • de lengte van K L is 21 cos ( 32 ) 17,8

  • de lengte van L M is 21 sin ( 32 ) 11,1

Opgave 8

Maak een tekening zoals deze. Dan is het hoogteverschil 340 sin ( 60 ) 294,4  m.

Opgave 9
a

Er wordt sinus gebruikt voor het berekenen van A C omdat dit hier de zijwaartse component is.

b

Nu is:

A B = A C cos ( 40 )

Hieruit volgt A C = 10 cos ( 40 ) 13,1 cm.

c

A B 13,1 cos ( 50 ) 8,4

(Dit kan ook met de stelling van Pythagoras. Rond niet vroegtijdig af, dus reken met meer decimalen dan in 13,1 !)

Opgave 10

Kies K L als centrale richting. Dan is:

  • K L = K M cos ( 32 ) en dus 21 = K M cos ( 32 ) zodat K M = 21 cos ( 32 ) 24,8  cm.

  • L M = K M sin ( 32 ) 24,8 sin ( 32 ) 13,1

Opgave 11

Eerste figuur (linksboven):

  • de centrale component is 31 cos ( 24 ) 28,3

  • de zijwaartse component is 31 sin ( 24 ) 12,6

Tweede figuur (linksonder):

  • de centrale component is 16 cos ( 148 ) - 13,6

  • de zijwaartse component is 16 sin ( 148 ) 8,5

Derde figuur (rechtsmidden):

  • de centrale component is 12 cos ( 130 ) - 7,7

  • de zijwaartse component is 12 sin ( 130 ) 9,2

Vierde figuur (uiterst rechts):

  • de centrale component is 25 cos ( 212 ) - 21,2

  • de zijwaartse component is 25 sin ( 212 ) 13,2

Opgave 12

Kies P Q als centrale richting. Dan is:

  • P Q = 12 cos ( 31 ) 10,3

  • P R = 12 sin ( 31 ) 6,2

Opgave 13
a

Kies R Q als centrale richting. Dan is:

R Q = P R cos ( 55 ) en dus 8 = P R cos ( 55 ) zodat P R = 8 cos ( 55 ) 13,9 cm.

Bekijk eventueel eerst Voorbeeld 3.

Kies R Q als centrale richting. Dan is:

R Q = P R cos ( 55 ) en dus 8 = P R cos ( 55 ) zodat P R = 8 cos ( 55 ) 13,9 cm.

b

P Q = ( 13,9... ) 2 - 8 2 11,4

c

P Q = 13,9... cos ( 55 ) 11,4

Opgave 14

Ongeveer 200 sin ( 17 ) 58,5 m.

Opgave 15

150 = Q E cos ( 30,4 ) geeft Q E 173,9 m.
Dan is de breedte van de rivier P E 173,9 sin ( 30,4 ) 88 m.

Opgave 16Onbemand vliegtuigje
Onbemand vliegtuigje
a

Een schets is voldoende.

b

Het onbemande vliegtuigje is 5 cos ( 40 ) + 3 cos ( 120 ) -0,892 km ten noorden van de vliegbasis en 5 sin ( 40 ) + 3 sin ( 120 ) 5,467 km ten oosten van de vliegbasis terecht is gekomen.

c

Dat kun je met de stelling van Pythagoras uitrekenen. Je vindt ongeveer 5,539 km.

Opgave 17

Voor het berekenen van sinus en cosinus gebruik je de applet in het Practicum. De antwoorden staan in de figuur.

Opgave 18

Ongeveer 7,88 m.

verder | terug