De hoek die een vector met zijn centrale richting maakt heet de hellingshoek van die vector. De bijbehorende helling wordt bepaald door de verhouding van de zijwaartse component en de centrale component van die vector. Voor die helling wordt het woord tangens gebruikt.
Voor een vector met lengte en hellingshoek betekent dit dat de helling is.
Omdat je rekenmachine de sinus en de cosinus van een hoek kan uitrekenen, kan hij
ook de tangens van een hoek uitrekenen.
Soms wordt een helling (een tangens dus) als hellingspercentage weergegeven. Dan is de waarde van de tangens met vermenigvuldigd.