Maak beide breuken eerst gelijknamig.
.
.
(teller en noemer delen door ).
Maak beide breuken eerst gelijknamig.
.
Maak beide breuken eerst gelijknamig.
Maak beide breuken eerst gelijknamig.
Door delen heeft geen betekenis.
Het KGV van beide noemers is , dus je krijgt en .
, en .
.
Het KGV van beide noemers is , dus je krijgt en .
, en .
.
.
.
.
(je vereenvoudigt de breuk door teller en noemer door te delen)
Oefen jezelf met AlgebraKIT. Daarin kun je ook de antwoorden bekijken en uitleg uitklappen.
Doen.
Eerst aan beide zijden van het isgelijkteken door delen geeft . Vervolgens trek je aan beide zijden van het isgelijkteken af en je krijgt .
Aan beide zijden van het isgelijkteken delen door . Maar dan moet wel .
Van de variabele , omdat je de formules zo hebt geschreven dat je makkelijk kunt uitrekenen door waarden van in te vullen.
Maak tabellen en een grafiek. Met inklemmen vind je een snijpunt als en dan is .
Beide zijden geeft .
Beide zijden delen door geeft .
Beide zijden geeft .
Beide zijden delen door geeft . Dit kun je nog verder herleiden: .
Eerst de linkerzijde herleiden: . Dan beide zijden delen door en je krijgt .
Beide zijden maal geeft . Nu beide zijden verwisselen en delen door en je krijgt .
Neem aan dat de twee diagonalen lengtes hebben van cm en cm.
Vanwege de gegeven oppervlakte is dan en .
Herleid beide formules naar en en teken bijpassende grafieken. Bepaal de snijpunten van beide grafieken.
Je vindt en of omgekeerd.
Eerst herleiden tot .
Dan beide getallen invullen geeft .
Natuurlijk mag je ook eerst beide getallen invullen en dan rekenen met breuken zonder
variabelen. Ga na, dat je dan hetzelfde antwoord krijgt.
Eerst herleiden: .
Dan beide getallen invullen geeft: .
Meteen maar de getallen invullen: .
Eerst herleiden tot .
Nu hoef je niet eens meer de getallen in te vullen!
geeft .
geeft na gelijknamig maken en dus zodat .
De formules worden en .
Deze formules kun je schrijven als en . Hierbij kun je twee grafieken in één figuur maken. Maar je kunt ook oplossen . Je vindt en .
De afstand die heen is gevlogen bedraagt km. De terugreis is even lang, ook km. Heen doe je daar uur over, terug .
Over km doe je dus uur.
Je gemiddelde snelheid is km/uur.
Dat kun je herleiden tot
km/uur.
Neem aan dat de lengte van de rit km is.
Heen doe je daar uur over, terug .
Over km doe je dus uur.
Je gemiddelde snelheid is km/uur.
Dat kun je herleiden tot
km/uur.
Zijn daarentegen de tijdsduren van zowel heenreis als terugreis uur, dan leg je op de heenreis km af en op de terugreis km. In uur heb je dan km afgelegd, dus de gemiddelde snelheid is km/uur.
De uitdrukking wordt: `(3a+2b)/(ab)` .
Antwoord: `text(-)11/10` .
De uitdrukking wordt: `(7-2a)/(b)` .
Antwoord: `1 1/2` .
De uitdrukking wordt: `(4a^2)/(b)` .
Antwoord: `text(-)50` .
De uitdrukking wordt: `(4a)/(b)` .
Antwoord: `text(-)10` .
De uitdrukking wordt: `y = 2/x` .
De uitdrukking wordt: `y = x/5` .