Laat een medeleerling een begingetal in gedachten nemen zonder het je te vertellen. Laat hem nu de volgende berekeningen doen:
Doe het begingetal maal . Onthoud de uitkomst.
Tel bij de uitkomst op. Onthoud het resultaat.
Haal van het resultaat van de vorige berekening af. Onthoud weer het resultaat.
Deel het resultaat door .
Als je nu het eindresultaat te horen krijgt, weet je zijn begingetal?
Hoe kun je het begingetal vinden als je het eindresultaat van deze berekeningen hoort?
Leg uit hoe dit werkt.
Gegeven is de vergelijking .
Je ziet hier een bijpassend rekenschema. Maak er een terugrekenschema bij.
Gebruik dit terugrekenschema om de vergelijking op te lossen.
Maak zelf een rekenschema en een terugrekenschma bij en los zo deze vergelijking op.