Rekenen en algebra > Breuken
12345Breuken

Verkennen

Opgave V1

Je kunt al rekenen met breuken. Neem bijvoorbeeld `5/8` en `3/10` .

a

Bereken de som van beide breuken.

b

Bereken `5/8 - 3/10` , het verschil van deze breuken.

c

Hoeveel is het product van beide breuken?

d

Bereken het quotiënt van beide breuken, deel de grootste door de kleinste.

Opgave V2

Je kunt op dezelfde manier rekenen met breuken waarin variabelen voorkomen. Werk met de breuken `6/p` en `4/q` . Neem aan dat `p ≠ 0` en `q ≠ 0` .

a

Bereken de som van beide breuken.

b

Bereken `6/p - 4/q` , het verschil van deze breuken.

c

Hoeveel is het product van beide breuken?

d

Bereken `6/p // 4/q` .

e

Waarom moet je aannemen dat `p ≠ 0` en `q ≠ 0` ?

verder | terug