Rekenen en algebra > Breuken
12345Breuken

Uitleg

Bij het rekenen met breuken is het gelijknamig maken van twee (of meer) breuken een belangrijke vaardigheid. Daarmee zorg je ervoor dat de noemers gelijk worden, zodat het gelijksoortige breuken worden. Je zoekt daartoe het kleinste getal dat van beide noemers een veelvoud is. Dit heet het kleinste gemeenschappelijke veelvoud of kortweg k.g.v. van beide noemers.

  • Als je `2/5` en `3/4` gelijknamig wilt maken, dan zoek je het k.g.v. van `5` en `4` . Het kleinste veelvoud van deze beide getallen is `20` en de breuken worden `8/20` en  `15/20` .

  • Als je `5/6` en `3/4` gelijknamig wilt maken, dan zoek je het k.g.v. van `6` en `4` . Het kleinste veelvoud van deze beide getallen is `12` en de breuken worden `10/12` en  `9/12` .

  • Als je `a/b` en `c/d` gelijknamig wilt maken, dan zoek je het k.g.v. van `b` en `d` . Het kleinste veelvoud van deze beide getallen is `b d` en de breuken worden `(a d) / (b d)` en  `(b c) / (b d)` .

  • Als je `2/a` en `3/ (2 a)` gelijknamig wilt maken, dan zoek je het k.g.v. van `a` en `2 a` . Het kleinste veelvoud van deze beide getallen is `2 a` en de breuken worden `4/ (2 a)` en  `3/ (2 a)` .

Nu kun je deze breuken optellen, aftrekken en delen. Bij het vermenigvuldigen van breuken is gelijknamig maken niet nodig; je vermenigvuldigt de tellers met elkaar en de noemers met elkaar.

Soms kun je breuken vereenvoudigen door teller en noemer door hetzelfde te delen. Bijvoorbeeld:

  • `36/48 = 3/4` (teller en noemer delen door `12` )

  • `(4 a) / (6 a^2) = 2/ (3 a)` (teller en noemer delen door `2 a` )

Let op! De noemer van een breuk kan niet gelijk zijn aan `0` .

Bij `x*0=5` kun je geen waarde voor `x` invullen die de vermenigvuldiging kloppend maakt. Delen door `0` heeft geen betekenis.

Opgave 1

Bekijk in de Uitleg hoe je breuken gelijknamig maakt om ze te kunnen optellen, aftrekken en delen. Neem de breuken `5/a` en `4/b` .

a

Maak beide breuken gelijknamig.

b

Bereken nu `5/a + 4/b` , `5/a - 4/b` en `5/a // 4/b` .

c

Vermenigvuldig beide breuken met elkaar.

Opgave 2

Neem de breuken `5/ (3 a)` en `4/ (5 a)` .

a

Maak beide breuken gelijknamig.

b

Bereken nu `5/ (3 a) + 4/ (5 a)` , `5/ (3 a) - 4/ (5 a)` en `5/ (3 a) // 4/ (5 a)` .

c

Vermenigvuldig beide breuken met elkaar.

Opgave 3

Neem de breuken `(6 x) / (2 x y)` en `5/ (3 y)` .

a

Welke van beide breuken kun je nog vereenvoudigen? Doe dat eerst.

b

Tel beide breuken op.

c

Vermenigvuldig beide breuken.

verder | terug