Tellen > CombinatiesVoorbeeld 3
Je wilt binnen een groep van acht meisjes en tien jongens vijf verschillende klusjes
door loting verdelen.
Op hoeveel manieren kan dat als dit twee meisjes en drie jongens moeten zijn?
De twee meisjes en drie jongens kun je op `((8),(2)) * ((10),(3))=28\times 120 =3360` manieren kiezen.
Binnen elk vijftal kun je op `5! = 120` manieren de klussen verdelen. Het totaal aantal mogelijkheden is `5! * ((8),(2)) * ((10),(3))=120*3360=403200` .
Je wilt binnen een groep van tien meisjes en acht jongens zes verschillende klusjes
door loting verdelen.
Op hoeveel manieren kan dat als dit drie meisjes en drie jongens moeten zijn?