Tabellen en grafieken > Grafieken
123456Grafieken

Antwoorden van de opgaven

Opgave V1
a

Deze grafiek geeft een verband tussen de tijd in uren en de waterhoogte in m.

b

Eerste dalend, daarna vanaf iets meer dan 2:00 uur stijgend tot iets na 8:00 uur. Er is dan een maximum van de grafiek bereikt, daarna daalt de grafiek weer tot een minimum, enzovoorts.

Opgave 1
a

Ongeveer tussen 2:15 en 8:15 uur en tussen 14:15 en 20:30 uur.

b

Hoogwater om ongeveer 8:15 uur en 20:30 uur. De waterstand is dan ongeveer `2,20` m.

c

Laagwater om ongeveer 2:15 uur en 14:15 uur. De waterstand is dan ongeveer `0,7` m.

Opgave 2
a

Ongeveer om de `12` uur en `20` minuten (het schommelt wat afhankelijk van de weersomstandigheden).

b

10 mei: hoogwater om 8:15 uur en om 20:30 uur.

11 mei: hoogwater om 8:50 uur en om 21:10 uur.

12 mei: hoogwater om 9:30 uur en om 23:50 uur.

c

De wind en de stroming zijn van invloed op de waterhoogte.

Opgave 3
a

Zie figuur, gemaakt in Excel.

b

aantal Nederlanders tegen jaartal.

c

Het jaartal is de onafhankelijke variabele.

d

Aan de benaming van de assen zie je dat het jaartal op de horizontale as staat.

e

De tabel geeft geen informatie over bevolkingsaantallen tussen de gegeven jaartallen.

f

Je kunt het verloop beter zien.

e

Nadeel is dat de waarden worden afgerond en bij grote getallen niet precies af te lezen zijn.

Opgave 4
a

Zie figuur.

b

Het geboorteoverschot in een bepaald jaar is gelijk aan het aantal levendgeborenen min het aantal overledenen in dat jaar. Een verschilgrafiek is een grafiek waar de waarden van de ene grafiek van de andere af worden gehaald.

c

1980-1990

d

Het aantal mensen in Nederland stijgt dan steeds langzamer, tenzij het migratiesaldo (aantal immigranten min aantal emigranten) toeneemt.

Opgave 5
a

Je betaalt van 1 januari 2010 tot 1 januari 2012 dezelfde constante prijs en van 1 januari 2012 tot 1 januari 2013 ook, maar wel opeens een hogere prijs. De grafiek stijgt dus niet geleidelijk, maar met een sprongetje.

b

€ 12,00

c

2012

Opgave 6
a

Renner A: de grafiek is in het begin het steilst.

b

Over de hele rit van `120` km doet renner A ongeveer `166` minuten, dat is een snelheid van ongeveer `120/166*60=43,4` km/h.

c

Tussen `40` en `50` km, daar neemt de snelheid (helling van de grafiek) af.

d

Wie van beiden is de beste klimmer? Licht je antwoord toe.

e

Wie wint de tijdrit? Licht je antwoord toe.

f

De renners rijden steeds vooruit; er is geen negatieve afstand.

Opgave 7
a

`50` per minuut.

b

`5/6` hartslag per seconde.

c

`1,2` seconde.

d

De periode wordt kleiner, de hartslagfrequentie groter.

Opgave 8
a

Er wordt gebruikgemaakt van een lijngrafiek.

b

Het aantal doden.

c

Het aantal doden loopt terug, op enkele piekjaren (1976 en 1979) na. Om exacte cijfers te bekijken moet je de tabel nemen.

d

De trend zie je het best in de grafiek.

e

Om een beter beeld te krijgen moet je de cijfers vergelijken met de totale bevolking.

f

Het aantal doden bedroeg `5325` . In totaal zijn er dan `5325/(2,3)*1000=2315217` mensen in de VS.

Opgave 9
a
b

`(text(-)1-3-8+3-12-10+1-1-1-3-2-5-4-3-6-11+9+7+6)/21~~text(-)2,1` °C

c

Het vroor op `14` van de `21` dagen: `14/21*100~~66,7` %.

Opgave 10
a

grafiek 1 = glas 4
grafiek 2 = glas 1
grafiek 3 = glas 2
grafiek 4 = glas 3

De waterhoogte verandert voortdurend.

b

Tot halverwege het glas gaat de stijging steeds langzamer en daarna sneller.

c

Alle grafieken halen nu in de helft van de tijd de `20`  cm hoogte. De grafieken worden smaller maar niet hoger.

Opgave 11
a

De periode is precies een jaar.

b

In deze periode staat de natuur vol in bloei en is er veel groen blad. Er wordt dus meer CO2 omgezet in O2 (zuurstof).

c

Minimaal `348` cm³ en maximaal `360` cm³.

d

Het totale volume van de lucht blijft min of meer gelijk. De planten beïnvloeden of er veel kooldioxide (dus weinig zuurstof) of weinig kooldioxide (of veel zuurstof) in de lucht zit.

e

Trendlijn CO2 gaat ongeveer door `352` p.p.m.v. in januari 1989 en `356` p.p.m.v. in januari 1992.

f

Voorspelling `360+18/3*4=384` p.p.m.v. in 2010.

Opgave 12
a

Een lijngrafiek geeft een stijging of daling aan omdat er een volgorde op de horizontale as is. Omdat er geen vaste volgorde in de gebieden op aarde is, is er geen lijngrafiek getekend en is er gekozen voor een staafdiagram.

b

Het lijkt wel zo, omdat de staaf van Australië drie keer zo hoog is. De verticale as begint echter niet bij `0` , dus dat is gezichtsbedrog.

c

De levensverwachting in jaren tegen een plaats op aarde.

d

De verticale as zou op `0` moeten beginnen.

Opgave 13
a

lengte en leeftijd.

b

De grafieken geven aan hoe de lengte en het gewicht van kinderen zich in de loop van de tijd gemiddeld ontwikkelt.

c

In de onderste grafiek lees je de lengte op de lijn P50 af (ongeveer `185` cm).

d

gewicht tegen lengte.

e

Bij die leeftijd is de gemiddelde lengte ongeveer `160` cm en daarbij hoort ongeveer `47` kg.

Opgave 14
a

Ongeveer `166` cm.

b

Ongeveer `56` kg.

c

Bekijk de uitkomsten bij de P10-lijn.

Ongeveer `159` cm en `38` kg.

Opgave 15
a

Zie figuur.

b

De punten zijn met een vloeiende kromme verbonden, omdat de levensverwachting voortdurend verandert.

c

In de jaren 1950-1960.

Opgave 16
a

De aarde- en luchttemperatuur komen respectievelijk boven en rond de `10` °C. De watertemperatuur ligt rond de `10` °C. De temperatuur van de aarde komt nog boven de `20` °C, de luchttemperatuur komt tot `15` °C.

b

Minimale luchttemperatuur `text(-)2` °C bereikt om 5:00 uur.

c

Tussen 11:00 en 12:00 uur.

d

Het water. Dat zie je doordat de verschillen klein zijn tussen minimum- en maximumtemperatuur.

e

Eigen antwoord. De aarde zal nu veel minder opwarmen en afkoelen en dat geldt in mindere mate ook voor de lucht. De temperaturen zullen ook een stuk lager liggen.

f

Dag en nacht hebben invloed op de temperatuur, maar elke dag is anders: regen, bewolkt; winter en zomer hebben invloed.

verder | terug