Schrijf indien mogelijk de formules als optelling van twee breuken en vereenvoudig die breuken zo ver mogelijk.
`(x+12)/3`
`x/(x+7)`
`(x+5)/(x+6)`
`(15x+3)/x`
Teken met de grafische rekenmachine een grafiek bij elke formule die een verband beschrijft tussen twee variabelen.
inhoud kubus `= r^3`
`s=400 - 5 t^2`
`a^2+b^2=c^2`
`2x+5=text(-)x+7`
Schrijf de formules zo, dat `y` een functie is van `x` .
`2 x+4 y=10`
`2x-3y+6 =0`
`8x=0,5y`
`2x*y=0,5`
Schrijf zonder haakjes.
`text(-)2x(x^2+6x)`
`text(-)2x-(x^2+6x)`
`(t+20 )(t-5 )`
`(x+2 )(x-1 )`
`(a-3 )(a+3 )`
`(6 x-3 ) ^2`
Een boer heeft een rechthoekig stuk land. De omtrek daarvan is `300` m.
Wat is de lengte van het stuk land als de breedte `50` m is?
Geef een formule waarbij je de lengte `l` van het stuk land uitdrukt in de breedte `b` .
Teken de grafiek van de bij b gevonden formule met de grafische rekenmachine.
Voor de inhoud van een cilindervormig blikje geldt: `V=π*r^2*h` . Hierin is `V` de inhoud (het volume), `r` de straal in centimeter en `h` de hoogte in centimeter.
In welke eenheid moet `V` worden uitgedrukt?
Hoeveel bedraagt de inhoud van een blikje met een diameter van `80` mm en een hoogte van `16` cm? Rond af op een geheel getal.
Welke formule geeft het verband tussen `V` en `r` voor blikjes met een hoogte van `16` cm?
Plot de grafiek van de formule die je bij c hebt gevonden.
Van andere blikjes ligt de inhoud vast: `V=0,75` L. Welk verband is er nu tussen `r` en `h` ?