Voor een kopieerapparaat bedraagt de maandelijkse huur € 250,00 waarbij nog een bedrag van € 0,06 per kopie komt. Op school staat een kopieerapparaat voor de leerlingen. Ze betalen € 0,10 per kopie. Geef een formule voor de prijs per kopie ( `P` ) als functie van het aantal kopieën ( `a` ) en maak er een grafiek bij. Bij welke waarde van `a` maakt de school winst?
Als er `a` kopieën worden gemaakt, dan kost dit `250 + 0,06a` euro. De prijs per kopie krijg je door te delen door het aantal kopieën `a` : `P=(250 + 0,06a)/a` .
Het aantal kopieën zal maandelijks in de duizendtallen lopen, bijvoorbeeld tot `10000` stuks. De prijs per kopie zal bij weinig kopieën boven de `10` eurocent en altijd boven de `6` eurocent liggen. Neem bijvoorbeeld `a` van `0` t/m `10000` en `P` van `0` t/m `0,20` (in euro). Je krijgt zo een nette grafiek, vooral als je `P=0,10` er gelijk bij zet. Als je nu over een van de grafieken loopt, dan zie je dat de school bij ongeveer `6276` kopieën minder dan `10` eurocent per kopie kwijt is en dus winst begint te maken. Met de tabel vind je dat bij `6250` kopieën de kosten precies `10` eurocent zijn. Dus vanaf `6251` kopieën maakt de school winst.
Voor een abonnement voor mobiele telefonie betaal je € 24,00 per maand en nog eens `8` eurocent per belminuut. De totale kosten per maand hangen dus af van het aantal belminuten per maand. Die totale kosten kun je omrekenen naar kosten per belminuut.
Leg uit dat er voor de kosten `K` per belminuut geldt: `K=0,08 +24/a` waarin `a` het aantal belminuten in een maand voorstelt.
Plot op de grafische rekenmachine een grafiek bij deze formule. Neem aan dat `0 < a≤240` . Bekijk eventueel het voorbeeld.
Welke asymptoten heeft de grafiek van `K` ? Licht je antwoord toe.
Bij hoeveel belminuten betaal je `12` eurocent per minuut?