Formules > Ongelijkheden
123456Ongelijkheden

Theorie

Vragen als: "Hoe hard moet je fietsen om er minder dan acht minuten over te doen?" of: "Hoeveel punten moet je scoren om meer dan een `6` voor je proefwerk te halen?" zijn voorbeelden van ongelijkheden.

Je herkent ongelijkheden aan groterdan- of kleinerdantekens.
Zo is `text(-)x + 6 = 0,5x` een vergelijking en `text(-)x + 6 > 0,5x` een ongelijkheid.

Zo'n ongelijkheid los je op door in één figuur de grafieken te tekenen van `y_1 =text(-)x + 6` en `y_2 =0,5 x` . Je ziet dat voor `x=4` geldt dat `y_1 =y_2` , dat voor `x < 4` geldt dat `y_1 >y_2` en dat voor `x>4` geldt dat `y_1 < y_2` .

De oplossing van de ongelijkheid is daarom `x < 4` .

Op dezelfde wijze kun je ook werken met ongelijkheden waarin het gaat om "kleiner dan" ( ` < ` ), "kleiner dan of gelijk aan" ( `≤` ) en "groter dan of gelijk aan" ( `≥` ) en "groter dan" ( `>` ).

Als je een ongelijkheid algebraïsch moet oplossen, dan los je de bijbehorende vergelijking algebraïsch op (bijvoorbeeld met de balansmethode). Vervolgens lees je de oplossing van de ongelijkheid af uit de grafieken.

verder | terug