Formules > Totaalbeeld
123456Totaalbeeld

Toepassen

Opgave 7Koolmonoxide
Koolmonoxide

Koolmonoxide (CO) is één van de stoffen die via de uitlaat van een auto de lucht inkomt. De hoeveelheid CO die uitgestoten wordt is afhankelijk van de temperatuur van de motor en van de rijsnelheid. Voor de CO-uitstoot bij de warme motor geldt: `u=4,4 +(196,0)/v` . Bij een koude motor geldt: `u=6,9 +(298,5)/v` . Hierin is `u` de uitstoot in gram per kilometer en `v` de snelheid in kilometer per uur.

a

Hoe kun je aan de formules zien dat de uitstoot afneemt als de snelheid toeneemt?

b

De uitstoot van een koude motor bedroeg `14` g/km. Hoe hard reed deze auto?

c

Iemand is geïnteresseerd in het verschil tussen de uitstoot bij een koude en bij een warme motor. Hij onderzoekt hoeveel procent de uitstoot bij een koude motor meer is dan bij een warme motor. Dat percentage hangt af van de snelheid. Hoe groot is dat percentage bij een snelheid van `30` kilometer per uur?

d

Er bestaan ook formules waarbij de CO-uitstoot gegeven wordt afhankelijk van de ritlengte en de rijtijd. Voor een warme benzinemotor geldt: `u_(text(tot))=4,4 L+0,054 T` . Hierin is `u_(text(tot))` de totale hoeveelheid CO in gram uitgestoten tijdens de rit, `L` de ritlengte in kilometers en `T` de rijtijd in seconden. Laat zien hoe deze formule kan ontstaan uit de eerste formule voor de CO-uitstoot bij een warme motor.

Opgave 8Windmolens
Windmolens

Windmolens kunnen elektriciteit opwekken. Voor een zekere windmolen wordt dat aangegeven door de formule: `P=0,00013 *v^3*D^2` Hierin is `P` het (gemiddelde) vermogen in kW (kiloWatt), `v` de (gemiddelde) windsnelheid in m/s en `D` de rotordiameter in m.

a

Ga uit van een windmolen met een diameter van `24` m. Bij welke windsnelheid in km/h wordt een vermogen van `26` kW opgewekt?

b

Ga weer uit van een vermogen van `26` kW. Welke diameter de windmolen moet hebben, kun je dan nog berekenen. Stel een formule op die `D` uitdrukt in `v` .

c

In een bepaald gebied ligt de windsnelheid tussen de `7,2` en de `36` km/h. Als je een (gemiddeld) vermogen van `26` kW met een windmolen wilt opwekken, tussen welke waarden kies je dan de diameter van die molen?

Opgave 9Macro-economische modellen
Macro-economische modellen

Bij macro-economische modellen wordt de huishouding van een compleet land met meerdere formules en variabelen beschreven. De volgende vergelijkingen vormen zo'n macro-economisch model:
`EV = C + I + O`

`C = 0,75 * (Y - B)`

`I = 29`

`O = 40`

`B = 0,2 * Y + 12`

`Y = EV`

Bij de variabelen `EV` , `C` , `I` , `O` , `B` en `Y` gaat het om miljarden euro. De eerste vergelijking van het model noemen economen wel de definitievergelijking, want eigenlijk spreek je met die vergelijking alleen af wat je onder de effectieve vraag verstaat. De daarop volgende vier vergelijkingen heten de gedragsvergelijkingen. Die laten zien hoe voor een bepaalde economie `C` , `I` , `O` en `B` van het nationaal inkomen `Y` afhangen. In deze economie geven de particulieren bijvoorbeeld driekwart van het totale te besteden inkomen `Y - B` uit aan consumptiegoederen. De zesde vergelijking is de evenwichtsvoorwaarde: de vraag is even groot als het nationaal inkomen.

Door deze zes vergelijkingen met elkaar te combineren kun je het nationaal inkomen van dit land uitrekenen en daarmee alle variabelen. Laat zien hoe dat gaat.

verder | terug