`1220 + 0,35q = 2056 + 0,12q` geeft `0,23q = 836` en `q~~3634,78` .
`text(-)0,15(x + 25)^2 + 15 = 0` geeft `(x+25)^2=100` dus `x=text(-)35` of `x=text(-)15` .
`4 * t^2 = 12` geeft `t^2 = 3` en `t~~+-1,73` .
`350/(20+0,25d^2) = 7` geeft `20+0,25d^2 = 50` en `d^2 = 120` zodat `d~~+-10,95` .
`x~~4,138`
`x < 1,0`
`x < 1` of `x > 2,5` .
Voer in: Y1=100+40X−5X^2
Venster bijvoorbeeld:
`text(-)5 le x le 10`
en
`text(-)5 le y le 200`
.
Op `100` meter hoogte, na `8` seconden.
Na `4` seconden, `180` meter.
Na `10` seconden.
Nee, je weet niet onder welke hoek de pijl is afgeschoten. In de formule wordt `h` uitgezet tegen de tijd, dus je weet alleen het verloop van de hoogte.
€ 8,12 per dag.
`W=0,29(text(-)0,04V^2 + 1,05V + 27,2) - 0,20V`
`W=text(-)0,0116V^2 + 0,3045V + 7,888 - 0,20V`
`W=text(-)0,0116V^2 + 0,1045V + 7,888`
(bron: examen wiskunde A in 2014, eerste tijdvak)
€ 8750,00
€ 13,16
Bepaal de top van de grafiek van `R=p(4000 -200 p)` .
Bij het maken van producten zijn er vaste kosten (gebouw, machines) en variabele kosten (grondstoffen). Die laatste hangen van het aantal producten af.
`R=20 q-0,005 q^2`
`W=text(-)0,005 q^2+5 q-5000` is maximaal als `q=1000` .
De waarde van de breuk wordt kleiner als `v` groter wordt.
`v=42` km/h
`54,1`
`u=4,4 +(196,0)/v` g/km met `v=L/T * 3600` .
`u_(text(tot))= (4,4 +(196,0)/v) * L = (4,4 +(196,0)/(L/T)) * L`
.
`u_(text(tot))= 4,4*L + (196,0)/(L/T*3600) * L = 4,4 L+0,054 T`
.
`7,02` m/s `~~25,3` km/h.
`D=sqrt(200000/(v^3))`
Tussen `14,1` m en `158,1` m.
`Y=EV=C+I+O=0,75 (Y-B)+29 +40 =0,75 (0,8 Y-12 )+69` geeft `Y=0,6 Y+60` en dus `Y=60 /(0,4) =150` . Het nationaal inkomen is `150` miljard euro.
De tunnel heeft een oppervlakte van
`30*3=90`
m2.
Er is dus
`90/120 = 0,75`
m2 per voetganger.
`87 - 26/(M+0,5) = 50` geeft `26/(M+0,5)=37` en `M+0,5=26/37` zodat `M~~0,20` m2 per voetganger.
`83,3 = 87-26/(M+0,5)`
geeft
`M=6,5`
m2 per persoon.
Dus er is volgens de formule ook voldoende ruimte.
`V=87-26/(M+0,5)=70`
geeft
`M~~1`
.
Aflezen uit de grafiek geeft
`N=175`
dus
`175`
mensen per minuut.
In de grafiek kun je de top aflezen bij
`M=0,5`
.
Invullen in de formule geeft
`V=87 -26/ (0,5+0,5)`
`V=87 -26 = 61`
Bij een snelheid van `61` meter per minuut is het aantal voetgangers dat per minuut de tunnel verlaat maximaal.
(bron: examen havo wiskunde A in 1989, tweede tijdvak)
`(0,64*800)/(0,5236*1,3^3) ~~ 445` knikker.
`K = (0,64*I_(text(pot)))/(I_(text(knikker))) = (0,64*I_(text(pot)))/(0,5236d^3) = (0,64)/(0,5236)*(I_(text(pot)))/(d^3) ~~ 1,222*(I_(text(pot)))/(d^3)` , dus `a ~~ 1,222`
(naar: examen havo wiskunde A in 2016, tweede tijdvak)