Formules > Totaalbeeld
123456Totaalbeeld

Testen

Opgave 1

Los deze vergelijkingen algebraïsch op. Geef eventueel benaderingen van je antwoorden in twee decimalen nauwkeurig.

a

`1220 + 0,35q = 2056 + 0,12q`

b

`text(-)0,15(x + 25)^2 + 15 = 0`

c

`4 * t^2 = 12`

d

`350/(20+0,25d^2) = 7`

Opgave 2

Los de vergelijking `x^2 + sqrt(2x) = 20` op met behulp van de grafische rekenmachine. Geef een benadering in drie decimalen nauwkeurig.

Opgave 3

Los de ongelijkheden op met de grafische rekenmachine. Rond indien nodig af op één decimaal.

a

`2*x^3+ 7x < 10 `

b

`2*x^2 + 5 > 7x`

Opgave 4

Vanaf een toren wordt een vuurpijl afgeschoten. De hoogte `h` van de vuurpijl hangt af van de tijd `t` dat deze onderweg is. Er geldt: `h=100 +40 t-5 t^2` . Hierin is `h` in meter en `t` in seconden gemeten.

a

Breng de grafiek van `h` in beeld op de grafische rekenmachine.

b

Op welke hoogte boven de begane grond werd de vuurpijl afgeschoten? Na hoeveel seconden was de vuurpijl weer op diezelfde hoogte?

c

Na hoeveel seconden was de vuurpijl op het hoogste punt in zijn baan? Hoeveel meter boven de begane grond was hij op dat moment?

d

Na hoeveel seconden kwam de vuurpijl op de grond terecht?

e

Kun je met deze gegevens de baan van de vuurpijl in beeld brengen? Verklaar je antwoord.

Opgave 5

De voeding van een melkkoe bestaat vooral uit ruwvoer, zoals gras en hooi. Om een melkkoe meer melk te laten geven, wordt deze bijgevoerd met krachtvoer. De onderzoekers hebben een verband geformuleerd tussen de hoeveelheid krachtvoer die een koe krijgt en de hoeveelheid melk die zij produceert. Er geldt: `M=text(-)0,04*V^2 + 1,05*V + 27,2` . Hierin is `V` de hoeveelheid krachtvoer in kg per dag en `M` de melkproductie in kg per dag.

Voor de melkveehouder is vooral de winst `W` in euro per koe per dag belangrijk. De winstformule bij een melkprijs van € 0,29 per kg en een krachtvoerprijs van € 0,20 per kg is: `W=0,29*M - 0,20*V` .

a

Bereken de winst `W` wanneer een koe `4` kg krachtvoer per dag krijgt.

Als je de formule van `M` invult in de formule van `W` , ontstaat een formule die je kunt herleiden tot de vorm `W=a*V^2 + b*V + c` .

b

Laat deze herleiding zien.

(bron: examen wiskunde A in 2014, eerste tijdvak)

Opgave 6

De opbrengst `R` (in euro) bij de verkoop van een bepaald artikel hangt af van het aantal stuks `q` dat je verkoopt en van de prijs `p` (in euro) per stuk. In bepaalde economische omstandigheden hangt de verkochte hoeveelheid `q` af van de prijs `p` volgens de formule: `q=4000 -200 p` .

a

Bereken de opbrengst bij een prijs van € `2,50` per stuk.

b

Bij welke prijs per stuk is er een opbrengst van € 18000,00?

c

Laat zien dat er een maximale opbrengst is van € 20000,00.

d

De verkoop van een bepaald product levert een zekere opbrengst op, maar brengt ook vaak kosten met zich mee. De winst is daardoor lager dan de opbrengst. Geef twee redenen waarom er kosten worden gemaakt. Geef ook een reden waarom die kosten van `q` af zullen hangen.

e

Er is een verband tussen `R` en `q` . Stel een formule op die dat verband aangeeft.

f

Voor de kosten `K` geldt: `K=5000 +15 q` . Voor de winst `W` geldt: `W=R-K` . Stel een formule op voor de winst afhankelijk van `q` en bereken bij welke verkochte hoeveelheid de winst maximaal wordt.

verder | terug