Teken de grafiek bij het lineaire verband met de formule `y=0,5 x+4` .
Er zijn twee manieren om dit te doen:
Manier I: het begingetal is `4` , dus de grafiek "start" in `(0, 4 )` . Het hellingsgetal is `0,5` , dus vanaf het punt `(0, 4 )` ga je elke keer dat de `x` -waarde met `1` toeneemt, `0,5` omhoog om een nieuw punt te vinden. Dit betekent dat de grafiek ook door `(1; 4,5)` , `(2, 5)` en `(3; 5,5)` gaat.
Manier II: zoek twee punten van de grafiek.
Bij
`x=0`
hoort
`y=4`
.
Bij
`x=6`
hoort
`y=7`
.
Trek de lijn door de twee bijbehorende punten
`(0,4)`
en
`(6,7)`
.
Bekijk
Gegeven is een lineair verband
`y_1 = text(-)0,2 x + 6`
.
Waaraan kun je zien dat de bijbehorende grafiek dalend is?
Plot de grafiek en bepaal behalve het hellingsgetal ook de snijpunten met de assen.
Bereken algebraïsch het snijpunt van de grafiek met de `x` -as.
Het lineaire verband `y_2` heeft hetzelfde hellingsgetal, maar de grafiek gaat door `(10, 9 )` . Bepaal de formule van `y_2` .
Elk lineair verband heeft een formule van de vorm `y=ax+b` .
Neem `a=2` en `b=3` en breng de grafiek van dit verband in beeld op de grafische rekenmachine. Gaat de grafiek door `(99, 200 )` ?
Neem `a=2` . Bekijk de grafieken van de lineaire verbanden voor verschillende waarden van `b` . Voor welke waarde van `b` gaat de bijbehorende grafiek door het punt `(99, 200 )` ?
Neem `b = 3` . Bekijk de grafieken van de lineaire verbanden voor verschillende waarden van `a` . Voor welke waarde van `a` gaat de bijbehorende grafiek door het punt `(99, 200 )` ?