Lineaire verbanden > Lineaire verbanden vergelijken
123456Lineaire verbanden vergelijken

Verwerken

Opgave 6

Een leerlingenvereniging heeft een filmavond georganiseerd voor alle leerlingen van de school. Voor de filmavond heeft de vereniging € 400,00 uitgegeven. Om de gemaakte kosten te betalen, vraagt de vereniging € 2,50 voor een toegangskaartje. Noem de gemaakte winst `W` en het aantal leerlingen dat komt kijken `l` .

a

Geef de formule voor `W` afhankelijk van `l` .

b

Hoeveel kaartjes moet de vereniging verkopen om geen winst en geen verlies te draaien?

c

Hoeveel kaartjes zijn er verkocht als de winst groter is dan € 1000,00?

Opgave 7

Bekijk de grafieken en los op: `p ≤ q` . Rond je antwoord af op twee decimalen nauwkeurig.

Opgave 8

Twee personen willen vanaf het station met de taxi naar huis gebracht worden. Ze hebben de keuze tussen de treintaxi en de gewone taxi. De treintaxi kost een vast bedrag van € 3,00 per persoon, de gewone taxi rekent € 2,25 per rit en € 0,75 per gereden minuut.

a

Geef een formule voor de kosten `K` van de gewone taxi, afhankelijk van het aantal minuten `m` dat de rit duurt.

b

Bepaal bij welk aantal minuten het voordeliger wordt om een treintaxi te nemen.

c

Bereken wat de rit kost bij dit aantal minuten.

d

Beide taxi's rijden door de stad gemiddeld `60` km/h. De twee personen wonen in hetzelfde gebouw, op een afstand van 6 km van het station. Welk type taxi raad je deze personen aan? Licht je antwoord toe met een berekening.

Opgave 9

Los de vergelijkingen en ongelijkheden algebraïsch op met de balansmethode.

a

`55 -6 k=4 k-25`

b

`12 - 4 x ge 36 + 2 x`

c

`25 - 1 2/3t > 30 - 3 t`

d

`1200 + 0,08 a ge 30 + 0,11 a`

e

`(6 -2 x) /5= (4 -x) /4`

f

`200 - (80 - x) = 4 (x + 15 )`

Opgave 10

Een fabriek produceert een artikel dat voor € 10,00 wordt verkocht. Het maken van een exemplaar kost € 6,50 en de vaste kosten voor het onderhoud van de fabriek, de machines, de lonen, enzovoort zijn € 83000,00. Elk geproduceerd exemplaar wordt verkocht.

a

Stel formules op voor de totale opbrengst `TO` en de totale kosten `TK` als functie van het geproduceerde aantal `q` .

b

De waarde van `q` waarbij opbrengst en kosten gelijk zijn, heet het "break-even-point" . Bepaal dit "break-even-point" met behulp van de grafische rekenmachine.

c

Bereken dit "break-even-point" ook met de balansmethode.

d

Bereken de totale opbrengst en de totale kosten in het "break-even-point" .

e

Bij welke waarden van `q` wordt er winst gemaakt?

f

Bij welke productie wordt er € 50000,00 winst gemaakt?

verder | terug