Exponentiële verbanden > Totaalbeeld
123456Totaalbeeld

Antwoorden van de opgaven

Opgave 1
a

`g=1,02`

b

`p(t)=4 300 *1,02^t`

c

`35` jaar.

d

`40520` passagiers.

e

`g_(10)~~1,2119`

f

`1,02^(1/4)~~1,0050`

Opgave 2
a

`A=97452 *1,032^t` , met `t=0` in 2000.

b

`2,74`

c

3705 mensen per jaar.

d

Snijpunt van `A=97452 *1,032^t` en `H=97452 +3705 *t` bepalen.
Je vindt `t~~11,59` . Dus in 2012.

Opgave 3
a

Met `0,8` .

b

Er wordt `57,2` % doorgelaten, dus `42,8` % wordt geabsorbeerd.

c

`d~~10,32` cm

d

De groeifactor per mm: `~~0,978` .

Opgave 4
a

GR: Y1=19-13*0.78^X en Y2=6+13*0.78^X

Venster bijvoorbeeld: `0 \le x \le 20` en `0 \le y \le 20` .

b

`T_1` hoort bij de melk en `T_2` hoort bij de cola, want als `t=0` dan `T_1 =19 -13 =6` en `T_2 =6 +13 =19` .

c

`T=6`

d

`T=19`

e

Cola had kamertemperatuur, dus de kamertemperatuur is `19` °C.

f

Na `2,8` minuten.

Opgave 5
a

De grafiek is een rechte lijn op enkellogaritmisch papier.

b

In 2006 is `A~~10^(2,6)~~398` , dus minder dan `600` .

c

De groeifactor is `(398/5500) ^ (1/6) ~~0,65` . Dus de formule is: `A=5500 *0,65^t` .

d

Theoretisch wordt het aantal mensen nooit `0` , maar het lijkt toch logisch om te veronderstellen dat een aantal mensen dat kleiner is dan `1` (of `0,5` ) betekent dat er geen mensen meer in dit dorp wonen.

Opgave 6Radioactief verval
Radioactief verval
a

`R=1000 *0,90^t`

b

Los op `1000 *0,90^t=800` , dus `0,90^t=0,8` . De GR geeft `t≈2,118` , dus `2` jaar en `1` maand.

c

Los op `0,90^t=0,5` . De GR geeft `t≈6,58` jaar.

d

`750` ligt midden tussen `500` en `1000` , schatting `2,8` jaar.

Opgave 7Wereldbevolking
Wereldbevolking
a

`1,021`

b

1971: `3,68` mld; 1988: `5,23` mld; 1900: `0,84` mld; 0: `5,96 *10^(text(-)9)` mld, hetgeen nogal ongeloofwaardig is. De aanname, dat de groeifactor constant is, is dus onjuist.

c

`B = 3,6 *1,021^t` mld.

d

`B(80)≈18,98` mld. Dus de `9` mld volgens het Wereldbevolkingsrapport uit 1999 zit daar ver onder.

e

Uit het voorgaande resultaat volgt dat de groei van de wereldbevolking zal afremmen. En dat moet ook wel, want onze planeet heeft te weinig grondstoffen om een exponentieel groeiend aantal mensen op den duur van voedsel en woonruimte te voorzien.

Opgave 8Zuurgraad
Zuurgraad
a

`pH =text(-) log(18 )≈text(-)1,26`

b

- log ( H 3 O + ) = 11,5 dus [ H 3 O + ] = 10 11,5 3,16 10 12 mol/L.

c

- log ( H 3 O + ) = 4 dus [ H 3 O + ] = 10 4 = 0,0001 mol/L.

d

- log ( H 3 O + ) = 0 dus [ H 3 O + ] = 10 0 1 mol/L, dus als [ H 3 O + ] > 1 mol/L. De oplossing is dan erg zuur en wordt steeds zuurder.

e

- log ( H 3 O + ) = 5,5 dus [ H 3 O + ] = 10 5,5 mol/L, dus [ H 3 O + ] = 3,16 10 6 mol/L.

Opgave 9Ureumgehalte
Ureumgehalte
a

Elke nacht wordt `3` % van het water ververst, 97% niet, dus er blijft `0,97 *500 =485` g ureum over. De tweede dag komt er weer `500` g ureum bij, samen `985` g. Aan het begin van de derde dag is daar nog 97% van over: `0,97 *985 =955,45` g.

b

Begin dag 3: `955,45` g en eind dag 3: `1455,45` g.
Begin dag 4: `1411,79` g en eind dag 3: `1911,79` g.
Begin dag 5: `1854,43` g en eind dag 3: `2354,43` g.
Dus in de loop van de vijfde dag.

c

Nu wordt `20` % van het totaal ververst. Er blijft dus 80% van `U+500` over, dat is `0,8 (U+500 )=0,8 U+400` .

d

`500 *0,8^n>0` voor elke `n` , dus `2000 -500 *0,8^n < 2000` voor elke `n` .

e

Telkens wordt de hoeveelheid `U` een het begin van een dag gegeven door `U_n=2000 -2500 *0,8^n` .
Er komt `500` gram bij in de loop van de dag.
De norm overschrijden betekent: `2000 -2500 *0,8^n + 500 gt 2000` .
Dit kun je schrijven als `2500*0,8^n lt 500` en je GR geeft dan `n gt 7,21...`

Dus dit gebeurt voor het eerst in de loop van de zevende dag.

(bron: examen wiskunde A havo 1989, tweede tijdvak)

Opgave 10Sparen, sparen en sparen
Sparen, sparen en sparen
a

`1,035^t=2` oplossen met de GR geeft `t≈20,15` . Na `21` jaar is het bedrag verdubbeld.

b

`G = 10000 *1,035^10 ≈ 14105,99` . Dit betekent een rente van `(4105,99)/10 ≈ 410,60` per jaar en dat is ongeveer `4,1` %.

c

`(2615 - 2130)/10000 = 0,0485` , dus `4,85` %.

d

`10000 *g^10 = 14475` en dus is `g = 1,4475^ (1/10) ≈1,0377` .
De groeirekening moet een rentepercentage hebben van `3,77` .

(bron: examen wiskunde A havo 2004, tweede tijdvak)

Opgave 11De wet van Moore
De wet van Moore
a

In 1972 zijn er `2500` transistoren per chip. Er komen bij lineaire groei `250` per jaar bij, dus `10` jaar na 1972 zijn er dan `5000` transistoren per chip. Dat is in 1982.

b

`(42000000/2250) ^ (1/25) ≈1,4037`

c

In 1997 is `t=26` en `A(26 )≈15266037` . Het getal `7500000` zit daar 51% onder.

d

`2250 *1,404^t=10^9` geeft `t≈38,3` .

(bron: examen wiskunde A havo 2005, eerste tijdvak))

verder | terug