Je maakt een heg van thuja's en jeneverbessen. Thuja's kosten € 15,75 per stuk, jeneverbessen
kost € 27,50 per stuk, want je wilt al meteen flinke struiken hebben. Je wilt maximaal
`50`
struiken planten en niet meer dan € 1000,00 uitgeven.
Zo'n probleem kun je beschrijven met behulp van ongelijkheden als je bijvoorbeeld
het aantal thuja's
`x`
en het aantal jeneverbessen
`y`
noemt.
Stel twee ongelijkheden op die bij dit probleem passen.
Hoeveel van beide planten ga je kopen?