Allerlei verbanden > Omgekeerd evenredig
12345Omgekeerd evenredig

Antwoorden van de opgaven

Opgave V1
a

`8` min.

b

`12` min.

c

`t=960/v`

Opgave 1
a

Een recht evenredig verband.

b

drie

c

Welk soort verband bestaat er bij een vaste afstand tussen de reistijd en de snelheid?

recht evenredig verband

omgekeerd evenredig verband

d

een kwart of `1/4`

e

Dat is om de reistijd in uur om te rekenen naar minuten.

f

Omdat je heel lang over de afstand doet als je heel langzaam rijdt.

Opgave 2
a

Omdat er onderweg `5` minuten gestopt wordt voor het tanken van brandstof. Op dat moment loopt de reistijd gewoon door terwijl de snelheid `0` km/h is.

b

Dat is vanwege de extra reistijd die nodig is voor het tanken.

c

Als de snelheid ontzettend hoog wordt (denk aan de snelheid van het licht), dan gaat de reistijd richting `0` . Maar door de tankstop van `5` minuten gaat de reistijd in dit geval richting `5` .

Opgave 3
a

`150/100=1,5` uur rijden plus een half uur pauze is in totaal `2` uur.

b

Eerst het half uur pauze er af. Dan `150/s=2` , dus snelheid `=75` km/h.

c

`t=150/v+0,5`

d

`t=150/v+0,5` geeft `150/v = t-0,5` en `150=(t-0,5)*v` zodat `v=150/ (t-0,5)` .

e

De tijdsduur moet langer zijn dan een half uur (omdat je al een half uur pauze houdt) en de gemiddelde snelheid moet hoger liggen dan `0` km/h omdat je anders stil staat.

Dus: `t>0,5` en `v>0` .

Opgave 4

`20000/b = 440` geeft `b = 45 5/11` .
De tafel van Bas wordt `45 5/11` cm breed of minder.

Opgave 5
a

De oppervlakte berekenen geeft: `l*b=10000` . Je kunt dan beide zijden of door `l` of door `b` delen. Zo vind je `l=10000/b` en `b=10000/l` .

b

Voer in: `y_1=10000/x` .
Venster bijvoorbeeld: `0 le x le 300` en `0 le y le 300` .

c

Als je `b` vervangt door `2 b` krijg je: `l=10000/ (2 b) =1/2*10000/b` .

d

`1/10`

e

`10`

Opgave 6
a

Voer in: `y_1=21x` .
Venster bijvoorbeeld: `0 le x le 1` en `0 le y le 20` .

b

De grafiek is een rechte lijn met richtingscoëfficiënt `21` en hij gaat door de oorsprong.

c

Als `x` vijf keer zo groot, dan wordt `y` vijf keer zo groot.

d

Een recht evenredig verband.

e

`21x = 15` geeft `x=15/21=5/7` .

Voer nu ook `y_2 = 15` in.

Grafiek: `x≤5/7` .

Opgave 7
a

`I=65*l`

b

`K=1,10*c`

c

`C=p/4=0,25p`

d

`O=2,5*r`

Opgave 8
a

`TK=25+0,12a`

Om de kosten per folder te berekenen moeten de totale kosten gedeeld worden door het aantal folders:

`TKF=(25+0,12a)/a = 25/a+0,12`

b

Vanwege de vaste kosten van € 0,12 per folder wordt de prijs per folder niet gehalveerd als het aantal folders wordt verdubbeld.

c

Voer in: `y_1=25/x+0,12` .
Venster bijvoorbeeld: `0 le x le 100` en `0 le y le 5` .

d

`0,12 +25/a = 0,15` geeft `25/a = 0,03` zodat `a=25/(0,03)~~833,3` .

Vanaf `834` folders.

Opgave 9
a

`400/v+120=200` geeft `400/v = 80` zodat `v= 400/80 = 5` .

b

`20/ (a-10) -6 =10` geeft `20/(a-10) = 16` en `a-10=20/16=1,25` zodat `a=11,25` .

Opgave 10
a

`100/60=1 2/3` km per minuut.

b

`a=1 2/3t`

c

De grafiek is een rechte lijn (lineair verband) en gaat door de oorsprong `(0, 0)` .

Opgave 11
a

Voer in: `y_1=500/x` .
Venster bijvoorbeeld: `0 le x le 5` en `0 le y le 500` .

b

Iemand zegt: "Een verdubbeling van de prijs zorgt voor een halvering van de verkoop." Klopt dat?

De bewering is waar.

De bewering is niet waar.

c

Klopt deze bewering met de formule: "Als de prijs vijf keer zo hoog wordt, wordt de verkoop vijf keer zo klein." ?

De bewering is waar.

De bewering is niet waar.

d

`p=500/a` en `a*p=500` .

e

`p=500/a=500/300~~1,67` euro.

f

Bij `p=0,01` is `a=50000` kg.

Bij `p=100` is `a=5` kg.

Het is onwaarschijnlijk dat dit in werkelijkheid ook zo zal zijn. Dit zijn onrealistische prijzen.

Opgave 12
a

`p*k=195` geeft `k=195/p` .

b

`p=10` , dus `k=195/10=19,5` kg.

c

`p=10` , dus `k=195/10=19,5` kg. Vaste verkoop `15` kg, dus totale verkoop `34,5` kg.

d

Bij een prijs `p` verkoopt hij `195/p` kg. Daarnaast verkoopt hij ook `15` kg aan het restaurant. Totaal `195/p+15` kg. Dus `k=195/p+15` en `c=15` .

e

Voer in: `y_1=195/x +15` en `y_2=40` .
Venster bijvoorbeeld: `0 le x le 20` en `0 le y le 50` .
Snijpunt bij `x=7,8` . De prijs is `7,80` euro/kg.

f
`195/p+15 ` `=` `40`
`195/p` `=` `25`
`p` `=` `7,8`

Dus `7,80` euro/kg.

Opgave 13
a

Bij `5` km/h lees je een tijd van ongeveer `10` uur af op de verticale as.

b

Aflezen: ongeveer `20` km/h.

c

`t*v=50` dus `t=50/v` .

d

`t=25` min `=25/60` uur, dus `v=50/t=50/(25/60) =120` km/h.

Opgave 14
a

`p= (2,25 ) / (0,45 ) =5`

b

`4,50 +300/k=4,70` geeft `300/k=0,20` en `k=(300)/(0,20)=1500` .

c

`1200/ (k+12) -42 =6` geeft `1200/ (k+12) = 48` en `k+12=1200/48=25` , zodat `k=13` .

Opgave 15
a

Geldt voor deze formule inderdaad dat het percentage rokers afneemt naarmate de overheid meer geld aan campagnes besteedt?

ja

nee

b

`p=50/200+15 =15,25` %.

c

`15` %dat kun je zien aan de formule, hoe groot `b` ook wordt, `p` zal altijd boven de `15` blijven.

d

`50/b+15 = 90` geeft `50/b=75` en `b≈0,67` miljoen euro.
De formule geldt hier niet.

Opgave 16Geld lenen kost geld
Geld lenen kost geld

Totaal terug te betalen bedragen zijn `125,00` ; `312,50` ; `375,00` en `468,75` (euro).
`125/100=(312,50)/250=375/300=(468,75)/375=1,25`

Noem het te betalen bedrag `b` en het te lenen bedrag `l` , dan is dus `b = 1,25*l` .
Dus er is sprake van een recht evenredig verband.

(naar: examen havo wiskunde A in 2015, tweede tijdvak)

Opgave 17
a

Het alcoholpercentage van port is hoger dan dat van wijn.

b

`240` ml.

c

`34,3` %

d

`I=1200/p`

e

De formule is niet bruikbaar.

Opgave 18
a

`T=8` .

b

`T=6` .

verder | terug