Stel dat je een statistisch onderzoek houdt onder de leerlingen in je eigen jaargroep. Je verzamelt de volgende gegevens:
het geslacht (mannelijk of vrouwelijk)
de lichaamslengte
het lichaamsgewicht
de omvang van het gezin
de afstand tot school
de bloedgroep
de kleur van de ogen
de beoefende sport(en)
Sommige van deze variabelen geven een hoeveelheid of een grootte aan, andere geven een kenmerk aan.
Welke statistische variabelen in dit onderzoek zijn kwalitatief?
Welke statistische variabelen in dit onderzoek zijn kwantitatief?
Bekijk het diagram van het CBS uit de Jongerenmonitor 2019. Het geeft de hoeveelheid jongeren weer die zich houden aan een drietal gezondheidsrichtlijnen.
Is de frequentie hier absoluut of relatief?
relatief
absoluut
Welke zes vragen zijn er minimaal gesteld aan de jongeren om dit diagram te kunnen maken?
Welke statistische variabelen in dit onderzoek zijn kwantitatief?
Welke statistische variabelen in dit onderzoek zijn kwalitatief?
Voor een biologiepracticum moet het aantal slakken op een stuk grond worden geteld. Het stuk grond wordt daartoe in stukken van `1` m2 verdeeld. Iedere leerling telt het aantal slakken op vier van die stukken. Hier zie je de resultaten.
aantal slakken per m² | `2` | `3` | `4` | `5` | `6` | `7` | `8` | `9` |
frequentie | `16` | `14` | `7` | `4` | `2` | `3` | `1` | `1` |
Om welke statistische variabele gaat het hier?
Hoeveel m2 is de oppervlakte van het stuk grond?
Hoeveel leerlingen hebben er geteld?
Hoeveel slakken zijn er in totaal geteld?
Hoeveel slakken zijn er gemiddeld per m2 gevonden?
De tabel laat het aantal geslaagden zien op havo en vwo gedurende drie schooljaren.
Welke variabelen worden er onderzocht? Welke soort variabele betreft het?
Waar vind je absolute frequenties en waar relatieve frequenties?
Op de havo is in 2007/2008 het geslaagdenpercentage `89` . Toon dit aan door een berekening.
Het aantal examenkandidaten op de havo neemt absoluut gezien toe. Neemt het aantal examenkandidaten relatief bekeken ook toe?
Je ziet kruistabellen van zes tentamens en twee hertentamens.
Welke statistische variabelen worden hier vergeleken?
Hoe zie je of een tentamen slechter gemaakt is dan verwacht?
Welke tentamens werden duidelijk slechter gemaakt dan de meeste studenten hadden verwacht?
Kun je zeggen dat de twee hertentamens moeilijker waren dan de bijbehorende eerste versies?