Werken met data > Misleidingen
12345Misleidingen

Antwoorden van de opgaven

Opgave V1
a

Omdat het diagram in 3d is getekend is dat nogal lastig. Het percentage is ongeveer `80` %.

b

Een heel klein beetje, in 2030 is het ongeveer `82` %. Een stijging van `2` %.

c

Alleen het linker diagram, die andere twee geven juist een ander (vertekend) beeld dat de niet-fossiele brandstoffen juist groeien.

d

"wind en zon" in totaal is in 2030 nog steeds maar (ongeveer) `3` % van "overig" ; dat is dus `3` % van ongeveer `20` % van het totaal en dat is minder dan `1` % van het totaal.

e

De breedte van de strook "Nucleair" blijft ongeveer gelijk.

f

Canada, Rusland en Colombia/Venezuela.

g

Bijna `6000` miljard vaten.

h

De hoogte; de figuur suggereert dat de voorraad conventionele olie veel groter is omdat we gewend zijn de inhoud van de getekende vaten te schatten.

Opgave 1
a

Duitsland, want er zijn veel meer Duitsers dan Nederlanders.

b

Het aantal inwoners van elk land.

c

`1019` km per persoon.

d

België heeft met 327 km bijna het dubbele van Italië (168), maar de staaf is maar een klein beetje langer; de staaf van Groot-Brittannië moet meer dan drie keer zo lang zijn dan die van Spanje.

e

De hoogte van de fiets is dan de hoogte van de staaf. Ja, bijvoorbeeld de Nederlandse fiets is ongeveer twee keer zo lang als de Belgische fiets.

Opgave 2
a

Hij heeft een kikker getekend die niet alleen groter is in de lengte maar ook in de breedte.

b

Respectievelijk `540` , `400` en `360` gram. De misleiding ontstaat doordat het nulpunt ontbreekt: de staaf van aardappelen had precies dubbel zo hoog moeten zijn als de staaf van tomaten maar is bijna drie keer zo hoog.

Opgave 3
a

Het melkpak van 2015 is breder dan het melkpak van 2005.

b

Door het melkpak niet te veranderen van grootte maar gewoon te verdubbelen kun je aangeven dat de melkconsumptie is verdubbeld.

Opgave 4

Er is geen categorie voor mensen die geen huisdier hebben. Verder hebben de figuren verschillende formaten wat de indruk wekt dat er bijvoorbeeld meer mensen een paard hebben dan een ander dier. Beter is het dus om de dieren van gelijk formaat te maken.

Opgave 5

Het 3D-diagram werkt vertekenend. Het lijkt bijvoorbeeld dat het aantal mannen bij productie op `160` staat, maar dit aantal is (veel) hoger.

Opgave 6

De twee grafieken geven beide een andere boodschap.
In figuur a is de schaal op de verticale as een stuk groter dan bij figuur b. Een directielid van de school zou nu bijvoorbeeld figuur b kunnen gebruiken in plaats van figuur a om minder aandacht op de daling in het aantal geslaagden in het jaar 2014 te vestigen.

Opgave 7
a

Nee, het gaat hier om percentages van het totaal uitgegeven geld. De exacte bedragen kun je niet afleiden uit de cirkeldiagrammen.

b

De hoogte van de totale uitgaven.

c

In 1990 ongeveer `500+550+600+200=1850` mln dollar en in 1998 ongeveer `500+380+390+180=1450` mln dollar.
Afname ongeveer `400/1850 * 100 ~~ 22` %.

d

Het rechter cirkeldiagram kun je dan beter kleiner tekenen, de oppervlakte `20` % kleiner.

Opgave 8

De verticale as gaat naar beneden, maar er staan geen negatieve getallen bij, dat is ongebruikelijk. Alle staven wijzen naar beneden, ook daarvan kun je in de war raken.

Opgave 9
a

De waarde van de Amerikaanse dollar ten opzichte van de euro; ofwel hoeveel dollar heeft dezelfde waarde als € 1,00.

b

$ 1,48 is evenveel als € 1,00, dus $ 1,00 kost € 0, 68.

c

De nul op de verticale as ontbreekt en op de horizontale as zou een ruimere schaal de figuur vlakker laten lijken.

Opgave 10Rookgedrag
Rookgedrag
a

De hele grafiek is op "dalend roosterpapier" getekend.

b

Nee, dat is redelijk constant.

c

De lijn vrouwen van 65 jaar en ouder, daalt nooit of nauwelijks als je de percentages bekijkt.

d

Met die `1%` wordt bedoeld `1%` van het totale aandeel. In 1958 was het percentage rokers `60%` . Als dat percentage met `1%` afneemt wordt het nieuwe percentage dus `60 * 99% = 59,4%` . In het volgende jaar zou het dan afnemen naar `59,4 * 99% ~~ 58,8%` , enzovoort.

Over `29` jaar betekent dit dat het percentage rokers afneemt naar `60*0,99^29~~45%` . Met het gegeven dat er in de eerste jaren meer afname was, zou het percentage van `37%` rokers in 1987 wel kunnen kloppen.

Opgave 11
a

De leeftijd van de slachtoffers.

b

De verticale as begint bij 30 en niet bij 0. Er staat geen eenheid bij de assen. Bekijk je de informatie bij de lijnen dan kunnen de getallen op de verticale as zowel over procenten (relatief) als over aantal fietsslachtoffers (absoluut) gaan.

c

In 2010 zijn er 59 fietsslachtoffers (60min) van totaal 59 + 103 = 162.

`59/162 * 100% = 36,4` %

d

Het aantal fietsslachtoffers onder 60plus neemt toe in verhouding tot 60min.

e

De verschillen lijken groter.

Opgave 12
a

Oranje: percentage mensen die denken dat werkloosheid/werk het belangrijkste probleem is.
Geel: percentage mensen die denken dat economie het belangrijkste probleem is.
Rood: percentage mensen die denken dat geweld het belangrijkste probleem is.
Blauw: percentage mensen die denken dat verhouding rassen het belangrijkste probleem is.

b

Wat is de populatie? Hoe groot is de populatie? Zijn elk jaar dezelfde mensen geïnterviewd, of steeds anderen? Konden de mensen steeds kiezen uit twee onderwerpen, of uit vier? Of mocht je zelf onderwerpen aandragen?

c

De verhoudingen tussen de oppervlakte van de cirkels en de percentages klopt niet. Waarschijnlijk moet je voor de verhouding tussen de percentages naar de verhouding tussen de straal van de cirkels kijken

d

De verschillen lijken groter dan ze daadwerkelijk zijn.

verder | terug