Ga van de variabelen na van welke soort ze zijn (kwalitatief of kwantitatief en discreet of continu) en welke waarden ze kunnen aannemen.
Het aantal dieren van de verschillende zoogdiersoorten in een natuurgebied.
De hoogte van een zoogdier.
De afhankelijkheid van natuurbeheer van een diersoort.
Je ziet diagrammen van de sprinttijden uit de dataset Sportprestaties van 74 brugklassers.
Zijn deze diagrammen dotplots?
Welke soort variabele is hier gebruikt?
Kun je met deze dotplots de twee deelgroepen goed vergelijken?
Maak bij deze dotplots staafdiagrammen met relatieve frequenties en een klassenindeling van `8,0 - lt 8,5` , `8,5 - lt 9,0` , etc.
Welke conclusies kun je nu trekken?