Data verwerken > Data presenteren
12345Data presenteren

Uitleg

Bekijk de dataset Gegevens 154 havo 4-leerlingen met gegevens van `154` leerlingen. Dit is een Excel-bestand met ruwe data. Zo'n grote brij aan gegevens is nogal onoverzichtelijk. Het werken met diagrammen helpt al iets. Hier zie je twee dotplots waarmee je de lengtes van de jongens en van de meisjes kunt vergelijken.

Zo'n dotplot is eigenlijk weinig meer dan een staafdiagram en die kun je in Excel zelf maken, zie het Practicum .

Omdat er `85` meisjes en `69` jongens zijn, is vergelijken nogal lastig. Het is beter om alle frequenties om te zetten naar relatieve frequenties. Zo'n relatieve frequentie wordt vaak gegeven als percentage.

Opgave 1

De dotplots in Uitleg 1 geven de frequenties van de lengtes van de meisjes en de jongens afzonderlijk weer.

a

Welke lengte komt bij de meisjes het meeste voor?

b

Welke frequentie hoort daarbij?

c

Hoeveel bedraagt de minimale lengte bij de meisjes?

d

Hoeveel bedraagt de maximale lengte bij de meisjes?

e

Bij de meisjes zit een meisje dat je met haar lengte als "uitschieter" kunt beschouwen. Waar zit die uitschieter en waarom heet dit een uitschieter, denk je?

f

Kun je op grond van wat je nu hebt gevonden de lengtes van meisjes en jongens vergelijken? En wat valt je in het bijzonder op als je de dotplots bekijkt?

Opgave 2

Je kunt de lengtes van de jongens en de meisjes ook in staafdiagrammen zetten. Om beter te kunnen vergelijken, is het nuttig om alle frequenties uit de tabel om te zetten naar relatieve frequenties.

a

Waarom is dat zo?

b

Bereken het percentage dat hoort bij de lengte `175` cm bij de jongens vanuit de dotplot in één decimaal nauwkeurig. Doe dit ook voor deze lengte van de meisjes.

c

Ga na of je uitkomsten per lengte overeenkomen met deze staafdiagrammen.

d

Hoeveel procent van de jongens is langer dan `180` cm?

e

Hoeveel procent van de meisjes is langer dan `180` cm?

f

Bekijk de `50` % kleinste meisjes. Tussen welke waarden zit hun lengte? Hoe zit dat bij de jongens?

g

Bekijk de `25` % langste meisjes. Tussen welke waarden zit hun lengte? Hoe zit dat bij de jongens?

Opgave 3

Stel je maakt frequentietabellen en staafdiagrammen bij verschillende variabelen bij de `154` leerlingen uit de dataset. De volgorde waarin je de gemeten waarden zet, speelt een grote rol.

a

Stel je bekijkt de variabele profielkeuze. Kun je daarbij een zinvol staafdiagram maken? Is de volgorde van de staven bij deze variabele van belang? En mag er tussenruimte tussen de staven zitten?

b

Stel je bekijkt de variabele huiswerk. Kun je daarbij een zinvol staafdiagram maken?
Is de volgorde van de staven bij deze variabele van belang? Mag er tussenruimte tussen de staven zitten?

c

Stel je bekijkt de variabele geboortemaand. Waarom is het bij deze dataset nauwelijks zinvol om bij geboortejaar een frequentietabel te maken?

d

Bekijk de variabele plezier. Kun je daarbij een zinvol staafdiagram maken?
Is de volgorde van de staven dan van belang?
Mag er tussenruimte tussen de staven zitten?

verder | terug