Data verwerken > Data presenteren
12345Data presenteren

Uitleg

In de dataset Gegevens 154 havo 4-leerlingen zitten verschillende soorten variabelen. Met kwantitatieve variabelen kun je rekenen, met kwalitatieve variabelen niet. Kwantitatieve variabelen kun je weer onderverdelen in discrete variabelen en continue variabelen.

  • Discrete variabelen zijn variabelen die geen tussenwaarden kunnen aannemen.
    Bijvoorbeeld het geboortejaar, het cijfer voor wiskunde in 3 havo.

  • Continue variabelen kunnen allerlei tussenwaarden aannemen.
    Bijvoorbeeld lengte, gewicht, cijfergemiddelde.

Als je dataset heel groot is, kun je ervoor kiezen om de gegevens in te delen in klassen. De daarbij horende diagrammen zijn beter met elkaar te vergelijken. In het Practicum kun je zien hoe dit in Excel gaat.

Deze tabel in Excel laat de lengtedata van de `154` havo 4-leerlingen in klassen verdeeld zien.

De klasse `170 - < 175` is de klasse van `170` tot `175` en bevat vanwege de afronding eigenlijk alle getallen vanaf `169,5` tot `174,5` . Je kunt ook zeggen dat hij de discrete waarden `170, 171, 172, 173` en `174` bevat.
Dat betekent dat de lengte `170` in deze klasse zit, maar dat de lengte `175` in de volgende klasse valt, namelijk in `175 - < 180` . Vandaar dat in Excel de bovengrens `174` is omdat alle lengtes op gehele getallen zijn afgerond. Je ziet ook de klassenmiddens in de tabel. Bij een staafdiagram komen die onder het midden van elke staaf te staan.

Opgave 4

In de dataset Gegevens 154 havo 4-leerlingen zitten de volgende variabelen: geslacht, geboortejaar, geboortemaand, gewicht, lengte, cijfergemiddelde, cijfer voor wiskunde, huiswerk, wiskundegroep, profiel en plezier.
Geef voor elk van deze variabelen aan of ze kwalitatief of kwantitatief, discreet of continu zijn en welke waarden de variabelen kunnen aannemen.

Opgave 5

Om de lengtes van de `69` jongens en `85` meisjes goed te kunnen vergelijken, maak je eerst een klassenindeling en gebruik je de relatieve frequenties. In het Practicum kun je zien hoe dit in Excel gaat.

a

Maak zelf een tabel met de relatieve frequenties bij de klassenindeling in de Uitleg 2.

b

Zet de relatieve frequenties van de lengtes van de jongens en de meisjes in aparte staafdiagrammen. Op de horizontale as komt de lengte (cm). Op de verticale as de relatieve frequentie (%).

Kun je op grond van deze staafdiagrammen bepalen hoeveel procent van de jongens langer is dan `182` cm? Licht je antwoord toe.

c

Welke voordeel heeft het groeperen van de metingen in klassen? En welk nadeel?

d

Welk nadeel heeft het vergroten van de breedte van de klassen?

verder | terug