Data verwerken > Verdelingen typeren
12345Verdelingen typeren

Voorbeeld 1

Gebruik weer de dataset Gegevens 154 havo 4-leerlingen.

Je wilt nagaan of leerlingen die wiskunde B kiezen, beter waren in wiskunde in de onderbouw dan leerlingen die wiskunde A kiezen. Daartoe bekijk je de variabele cijfers (het eindcijfer voor wiskunde in havo 3) voor elk van deze deelgroepen.

Het linker diagram lijkt redelijk symmetrisch met als top het cijfer `8` . De mediaan van deze gegevens is `8` en het gemiddelde is `7,7` . Het rechter diagram is in het midden meer gelijkmatig en er is geen echte top. De mediaan van deze gegevens is `7` en het gemiddelde `6,9` . Het cijfer `10` wijkt behoorlijk veel af van de andere cijfers, maar is nog net geen uitschieter.

Bekijk de somfrequentiepolygonen van beide verdelingen.

Je ziet dat de wiskunde B-leerlingen stelselmatig hogere cijfers hebben (op de uitschieter na). Ongeveer `40` % van de A-leerlingen had bijvoorbeeld een wiskundecijfer `6` of lager, tegen nog geen `10` % van de B-leerlingen.

Opgave 4

Bekijk Voorbeeld 1. Alle percentages zijn gehele getallen.

a

Waarom zijn geen van beide verdelingen scheef?

b

Reken de gemiddelden en de medianen van beide verdelingen na.

c

De somfrequenties zijn uitgezet tegen de gehele cijfers 5, 6, 7, 8, 9, 10. Is dat hier correct?

d

Hoeveel procent van de leerlingen met wiskunde A heeft een cijfer 7 of lager? En hoeveel procent van de leerlingen met wiskunde B heeft zo’n cijfer? Kun je nu iets zeggen over het aantal leerlingen met een 7 of lager?

Opgave 5

Bekijk de frequenties (in procenten) van de lengtes van de `154` meisjes en jongens in een brugklas.

a

Welke somfrequentiepolygoon hoort bij de meisjes en welke bij de jongens? Licht je antwoord toe.

b

Welke conclusie kun je uit dit cumulatief frequentiepolygoon trekken?

verder | terug