Statistisch onderzoek > Steekproeven
12345Steekproeven

Uitleg

Statistisch onderzoek wordt ingezet om informatie te krijgen over kenmerken van grote groepen. Op basis daarvan worden vaak beslissingen genomen. In Nederland doet onder andere het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) veel statistisch onderzoek.

Een mogelijke onderzoeksvraag is:
"Hoeveel jongeren van 15 tot 25 jaar bestellen toegangskaartjes via internet?"

Aan een aantal jongeren van 15 tot 25 jaar wordt de vraag gesteld:
"Heb je de afgelopen 12 maanden via internet een kaartje voor een evenement besteld?"

In 2005 antwoordde `19` % van de ondervraagden "ja" .
In 2013 antwoordde `51` % van de ondervraagden "ja" .

(Bron: statline.cbs.nl, 2016)

Een onderzoeksbureau wil over een bepaalde groep informatie verzamelen. Die groep heet de populatie. Het bureau stelt een onderzoeksvraag op. Uit de populatie trekt het bureau een steekproef. Dit is het deel van de populatie aan wie de onderzoeksvraag wordt gesteld.

Alleen de informatie van de mensen uit de steekproef wordt gebruikt. Maar daarna wordt bijvoorbeeld in een interview gezegd: " `51` % van de Nederlandse jongeren koopt via internet kaartjes voor evenementen".
Er wordt dus een uitspraak gedaan over de populatie, terwijl lang niet iedereen daarvan is ondervraagd.

De steekproef moet daarom goed lijken op de populatie. Alle verschillende kenmerken van de mensen in de steekproef en de populatie (zoals leeftijd, geslacht, woonplaats) moeten naar verhouding evenveel voorkomen. Dit heet een representatieve steekproef. Belangrijk is:

  • Elk persoon uit de populatie moet een even grote kans hebben om in de steekproef terecht te komen; de steekproef is dan aselect.

  • De steekproef moet uit voldoende personen bestaan. Hoe groter de steekproef, hoe nauwkeuriger de uitspraken die je over de populatie kunt doen.

Bij statistisch onderzoek worden fouten gemaakt. Dat komt doordat de steekproef niet helemaal gelijk is aan de populatie. Deze fouten heten toevalsfouten.
Andere fouten ontstaan door bijvoorbeeld het stellen van verkeerde enquêtevragen. Deze fouten heten systematische fouten.

Voor tips bij het opstellen van enquêtevragen, zie het Practicum .

Opgave 1

Bekijk het CBS-onderzoek in de Uitleg .

a

Hoe luidt de onderzoeksvraag?

b

Hoe luidt de enquêtevraag?

c

Een percentage personen bestelt dus kaartjes via internet. Waarom zal dit percentage in de populatie anders (kunnen) zijn dan in de steekproef?

Opgave 2

Leg uit of er in de omschreven situaties sprake is van een representatieve steekproef.

a

Om een onderzoek te doen naar het discotheekbezoek onder 14 tot 18-jarigen kies je de leerlingen uit je klas.

b

Om uit te zoeken op welke politieke partij Nederlanders stemmen bij de Tweede Kamerverkiezingen, worden uit het bevolkingsregister van Nederland willekeurig `7500` inwoners gekozen.

Opgave 3

Leg uit of de gekozen steekproef groot genoeg is.

a

In het buitenland komt een ziekte bij `0,01` % van de mensen voor. De overheid wil weten of de ziekte ook in ons land voorkomt en onderzoekt daarom `5000` Nederlanders.

b

De manager van een ijsbaan wil weten of er op woensdag meer meisjes dan jongens komen schaatsen. Hij neemt een steekproef van dertig bezoekers en telt of het meisjes of jongens zijn.

verder | terug