In de applet zie je een normale verdeling van de lengte van Nederlandse soldaten met `mu =182` en `sigma = 7` . De oppervlakte van de normale verdeling kun je aanpassen door de lengtes van de grenzen met de schuifbalkjes aan te passen. De (gele) oppervlakte onder de normaalkromme is `P` . `P` is het percentage soldaten dat tussen de twee ingestelde grenzen in ligt.
Bereken het percentage van deze soldaten met een lengte van meer dan `189` cm.
De eerste vuistregel zegt dat `68` % van de soldaten een lengte heeft in het interval `[mu - sigma, mu + sigma] = [175, 189]` .
Dit betekent dat een percentage van `100 - 68 = 32` % daar buiten ligt.
Boven de `189` cm zit dus `16` % van deze soldaten.
Bekijk Voorbeeld 2.
Stel de drie vuistregels in met de applet en kijk of de percentages kloppen.
Je wilt weten hoeveel procent van de soldaten langer is dan `195` cm. Waarom kun je dit niet met de vuistregels beantwoorden?
Bepaal het percentage van de soldaten dat langer is dan `196` cm.
Tussen welke lengtes zitten deze soldaten vrijwel allemaal?
De gemiddelde lengte van vrouwen is bij benadering normaal verdeeld. In `2010` was de gemiddelde lengte van de vrouwen in Nederland `170` cm met een standaardafwijking van `6,5` cm.
Schets hierbij een normale verdeling met de grenzen die horen bij de vuistregels.
Schrijf drie uitspraken op over de lengte van vrouwen in 2010 gebaseerd op de vuistregels.