Statistisch onderzoek > Totaalbeeld
12345Totaalbeeld

Antwoorden van de opgaven

Opgave 1
a

Niet aselect, want concertgangers van andere soorten concerten kunnen niet in de steekproef komen. Het onderzoek zal dan ook niet representatief zijn. Er is ook niet gegeven of de steekproef voldoende groot is om deze representatief te laten zijn.

b

Niet aselect: Niet elke gast kan in de steekproef komen.

Daarmee is de steekproef waarschijnlijk ook niet representatief.

c

Niet aselect, want niet elke tiener heeft even grote kans om in de steekproef te komen. Daarmee is de steekproef waarschijnlijk ook niet representatief.

Opgave 2
a

Dit is een dubbele vraag, die kun je beter splitsen. Het is ook een vage vraag, die kun je beter concreet maken.

"Heb je de afgelopen maand gesport?
Heb je de afgelopen maand binnenshuisactiviteiten verricht?"

b

Door de onduidelijke zinsconstructie kun je "ja" en "nee" antwoorden, en logischerwijs hetzelfde bedoelen. Bovendien heeft de zin een hele suggestieve toon. De dubbele ontkenning moet eruit:

"Vind je de nieuwe wetgeving onzinnig?"

c

Deze vraag doet een onredelijk beroep op je geheugen. Erg weinig mensen onthouden hoe vaak ze een bepaalde maaltijd hebben gegeten over de loop van een jaar. Het is redelijker om je te beperken tot een kortere tijdsperiode, of een minder specifieke vraag:

"Hoe vaak heb je afgelopen week aardappelen met groente en vlees gegeten?" of:
"Heb je afgelopen jaar meer of minder dan tien keer aardappelen met groente en vlees gegeten?"

Opgave 3
a

De vuistregel stelt dat ongeveer `95` % van de melkpakken een inhoud tussen de `1040-2*25=990` en `1040+2*25=1090` ml hebben.

b

De vuistregel stelt dat ongeveer `68` % van de melkpakken een inhoud tussen de `1040-25=1015` en `1040+25=1065` ml hebben. Hier komt voor het rechterdeel nog `13,5+2,5=16` % bij.

In totaal is het gevraagde percentage dus `68+16=84` %.

Opgave 4

Het `95` % betrouwbaarheidsinterval loopt van `40-2,6` tot `40+2,6` , dus van `37,4` tot `42,6` %.

Opgave 5
a

Het `95` % betrouwbaarheidsinterval loopt van `52,2- 2*0,238` tot `52,2 +2*0,238` .
Dus van `51,7` tot `52,7` cm.

b

Het `95` % betrouwbaarheidsinterval ligt tussen `52,26-2*0,184` en `52,26 +2*0,184` , dus tussen `51,89` en `52,63` cm.

c

Het betrouwbaarheidsinterval verandert als het gemiddelde en/of de standaardafwijking veranderen. Bij een meetfout in een kleine steekproef, veranderen ze meer dan bij een meetfout in een grote steekproef.

d

Het `95` % betrouwbaarheidsinterval loopt van `0,44-2*0,0496` tot `0,44+2*0,0496` , dus van `0,34` tot `0,54` .

Opgave 6

De breedte van het betrouwbaarheidsinterval moet `2` zijn.

Dus het betrouwbaarheidsinterval is het gemiddelde `+- 1` .

Dus `2*S/(sqrt(n))=1` , zodat `2*S=sqrt(n)` en `8=sqrt(n)` , dus `n=64` .

Opgave 7Onderzoek over Women and Love
Onderzoek over "Women and Love"
a

Goed

b

Omdat uit elke inkomenslaag en ‘woonlaag’ apart gezorgd is dat een representatieve steekproef wordt genomen.

c

Dit is erg arbeidsintensief en zou de enquêteurs erg veel tijd kosten en dus veel geld kosten.

d

Nee, de respons op de enquete van Hite was slechts `4,5` %. De vrouwen die tevreden waren hebben deze lijst (blijkbaar) niet teruggestuurd.

e

De vragenlijst bevat `100` vragen en kost dus nogal wat moeite om in te vullen en terug te sturen. Als je tevreden bent neem je waarschijnlijk die moeite niet. Misschien was de vraagstelling ook erg suggestief. Je krijgt vertekening omdat je de mening van tevreden vrouwen niet meet en alleen die van vrouwen met problemen.

f

`(95500 + 0,16* 4500)/100000 = 96220/100000 ~~ 96` %.

Opgave 8Noord/Zuidlijn Amsterdam
Noord/Zuidlijn Amsterdam
a

`p = 0,49` en de standaardafwijking van de steekproevenverdeling is `≈ 0,0257` , dus het percentage voorstanders ligt tussen `(0,49 - 2*0,0257)*100 ~~ 43,8` en `(0,49 + 2*0,0257)*100 ~~ 54,1` .

b

Omdat nu `2σ = 0,01` geldt:

`sqrt ((0,38 * 0,62)/n) = 0,005` , dus

`(0,2356)/n = 0,000025` , en

`n= (0,2356)/(0,000025) = 9424` mensen.

Opgave 9Rookgedrag van leerlingen
Rookgedrag van leerlingen

Het `95` %-betrouwbaarheidsinterval voor de populatieproportie is: `0,23 +- sqrt((0,23(1-0,23))/(6714))` .

Dit geeft het interval `[0,219...; 0,240...]` .

Vermenigvuldigen met `100` voor de lifetime-prevalentie geeft `[22(%); 24(%)]` .

(bron: examen wiskunde A havo in 2018, tweede tijdvak)

verder | terug