Conclusies trekken > Verschil kwalitatieve variabelen
123456Verschil kwalitatieve variabelen

Verwerken

Opgave 12

Het verschil bij een onderzoek onder `200` patiƫnten naar het gebruik van twee medicijnen is `14` %.
Is er een gering, een middelmatig of groot verschil?

gering verschil

middelmatig verschil

groot verschil

Opgave 13

Er is veel onderzoek gedaan naar de effecten van roken. Gekeken is bijvoorbeeld naar aandoeningen aan hart- en bloedvaten bij rokers en niet-rokers met het volgende resultaat:

aandoening geen aandoening
roker `86` `14`
niet-rokers `61` `39`
a

Gaat het hier om kwalitatieve of kwantitatieve variabelen?

b

Gaat het om nominale of ordinale variabelen?

c

Bereken het verschil in procenten tussen rokers en niet-rokers als er wordt gelet op wel of geen aandoeningen aan hart- en bloedvaten.

d

Is het verschil tussen roken en niet roken gering, middelmatig of groot volgens de vuistregels?

e

Welke kritische vragen heb je bij dit onderzoek?

f

Zegt dit onderzoek iets over de oorzaak van de aandoeningen aan hart- en bloedvaten?

Opgave 14

Dit is het resultaat van een onderzoek door de Rijksoverheid naar de uitstroom van studenten uit het voltijd HBO per studierichting. De getallen zijn percentages.

studierichting werk en/of uitkering geen werk en/of uitkering
Onderwijs `87` `13`
Landbouw en natuur `76` `24`
Techniek `77` `23`
Gezondheidszorg `86` `15`
Economie `77` `23`
Gedrag en maatschappij `83` `17`
Taal en Cultuur `62` `38`
a

Welke studierichting heeft het laagste percentage uitstroom van studenten met werk en/of uitkering?

b

Voor welke studierichtingen geldt: er is een middelmatig verschil met uitstroom van studenten van de richting Taal en Cultuur, als gelet wordt op het percentage werk en/of uitkering?

Opgave 15

Er is veel onderzoek naar bijwerkingen van medicijnen. Onderzoek onder gebruikers van aspirines gaf de volgende `2xx2` tabel.

hartfalen geen hartfalen

aspirine
gebruikers

`139` `10898`

geen aspirine
gebruikers

`239` `10795`

Je wilt weten welk verschil er is tussen gebruikers van aspirine en niet-gebruikers. De grootheid `varphi` is een maat voor dit verschil.

a

Bereken `varphi` .

b

Welke conclusie trek je over de samenhang tussen gebruik van aspirine en hartfalen? Gebruik de Formulekaart.

c

Reken de gegevens in de tabel om naar procenten.
Welke conclusie kun je nu trekken?

Opgave 16

In een rapport van Universiteit Twente staat het volgende overzicht over het bezoek aan sociale netwerksites.

Bekijk of er een verschil is tussen mannen en vrouwen. Gebruik de cijfers uit de figuur.

a

Vul de percentages voor mannen en vrouwen in de tabel in.

`cp` is de afkorting voor cumulatief percentage.

mannen `cp` mannen vrouwen `cp` vrouwen
nooit
enkele keren per jaar
maandelijks
wekelijks
dagelijks
b

Gebruik de vuistregels op de Formulekaart. Is er een gering, middelmatig of groot verschil tussen mannen en vrouwen? Licht je antwoord toe.

Opgave 17

Een marketingmanager heeft de volgende resultaten van een onderzoek naar de werking van een medicijn ontvangen. Welke conclusie zal hij eruit trekken?

aantal positieve reactie geen reactie
medicijn niet gebruikt `161` `739`
medicijn wel gebruikt `1796` `1306`
verder | terug