Conclusies trekken > Verschil kwantitatieve variabelen
123456Verschil kwantitatieve variabelen

Verwerken

Opgave 9

De effectgrootte in de vergelijking van het aantal uur tv kijken per week van werkenden en niet-werkenden is `0,75` . Hoe beoordeel je dit verschil volgens de vuistregels op de Formulekaart?

gering verschil

middelmatig verschil

groot verschil

Opgave 10

Cito meet kennis en vaardigheden in de vorm van toetsen. Cito heeft onderzocht of er een verschil in vaardigheden is tussen vwo- en gymnasiumleerlingen. Cito heeft dit gedaan voor de onderwerpen Nederlands leesvaardigheid, Nederlands woordenschat, Engels leesvaardigheid, rekenen, wiskunde en taalverzorging. Bekijk de tabel.

a

Schrijf de statistische variabelen uit dit onderzoek op en geef aan of ze kwalitatief of kwantitatief zijn.

b

In de laatste kolom staat de effectgrootte. Bereken zelf de effectgrootte voor Nederlands leesvaardigheid.

c

Schrijf de conclusie op voor dit verschil.

d

Controleer de effectgrootte voor taalverzorging. Wat valt je op? Verandert de conclusie?

Opgave 11

Er worden veel statistieken bijgehouden over geboortes. In een land is een jaar lang het aantal geboortes per weekdag in alle ziekenhuizen bijgehouden. Bekijk de boxplots bij dit onderzoek.

a

Leg uit dat je uit deze boxplots niet kunt concluderen dat er in dit land op zondag altijd minder baby's in een ziekenhuis worden geboren dan op elke andere dag.

b

Het verschil tussen het aantal geboortes op zondag en op andere dagen is statistisch gezien voor sommige dagen groot. Voor welke dagen?

c

Welke dagen verschillen middelmatig met donderdag?

Opgave 12

Bij een statistisch onderzoek worden van twee groepen ondernemers drie variabelen onderzocht. Geef bij elk van deze variabelen aan welke van de volgende methodes kunnen worden gebruikt om de twee groepen te vergelijken:
A: verschil in percentages vergelijken
B: phi berekenen
C: boxplots vergelijken
D: effectgrootte berekenen

a

bedrijfsomzet

b

mate van geluk

c

geslacht

Opgave 13

Een onderzoekster onderzoekt twee populaties. De ene populatie heeft geen behandeling ondergaan. Dit is de referentiepopulatie. De andere populatie heeft wel een behandeling ondergaan. Dit is de onderzoekspopulatie.
De onderzoekster heeft de volgende gegevens.

  • Voor de referentiepopulatie geldt:
    Het gemiddelde van de variabele die ze onderzoekt is `210` gram, de standaardafwijking is `11` gram.

  • Voor de onderzoekspopulatie geldt:
    De onderzoekster wil weten wat het gemiddelde van de variabele die ze onderzoekt moet zijn, zodat haar conclusie kan zijn: het verschil tussen de variabelen is groot. Ga ervan uit dat de standaardafwijking van deze variabele ook `11` gram is.

Voor welke gemiddelde waarden kan ze die conclusie trekken?

Opgave 14

Om twee groepen te vergelijken, kan soms de effectgrootte worden gebruikt.
De effectgrootte kan worden berekend met de formule: `E= (bar X_1 - bar X_2)/(1/2*(S_1 + S_2))` ,
waarbij `bar X_1` , `S_1` , `bar X_2` , `S_2` het gemiddelde en de standaardafwijking van de variabele in de ene groep respectievelijk de andere groep zijn. Geef aan wat er in de volgende situaties met de effectgrootte gebeurt. Kies uit: "wordt groter" , "verandert niet" , "wordt kleiner" of "dat hangt ervan af" .

a

Alleen `bar X_1` verandert en wordt groter.

b

Alleen `bar X_2` verandert en wordt groter.

c

Alleen `S_2` verandert en wordt groter.

verder | terug