Conclusies trekken > Compleet onderzoek
123456Compleet onderzoek

Voorbeeld 1

Op `28` juli `2014` vielen grote hoeveelheden neerslag in Nederland, op sommige plaatsen ontstond wateroverlast.

De KNMI vroeg zich af: "Hoe vaak komt extreme neerslag zoals op `28` juli tegenwoordig voor, en is dat anders dan vroeger?"

Bekijk het artikel op de KNMI website.

Conclusie van KNMI na statistisch onderzoek:

"We hebben op vier verschillende manieren uitgerekend hoe veel vaker intense buien, zoals die op `28` juli `2014` waargenomen zijn, nu voorkomen ten opzichte van het midden van de twintigste eeuw. Het aantal dagen met `50` mm per dag of meer per zomer of per jaar is nu twee keer zo groot als rond `1950` volgens een eenvoudige trendanalyse. We beschouwen ook de kans op zo’n hoge waarde als op `28` juli binnen de verdeling van waarnemingen met de hoogste etmaalsom van het jaar op één van de ongeveer `325` neerslagstations. Een extreme-waarden analyse geeft dat die kans minstens `1,5` keer groter geworden is. Binnen de verdeling van de hoogste dagsommen van het jaar op alle stations is de kans op zo’n waarde nu een factor `2,0` tot `2,6` groter onder wat aannames. Tenslotte geeft het verband met de Clausius-Clapeyron relatie een factor `1,3` tot `2,4` meer kans. Alles wijst er dus op dat deze buien nu ongeveer twee keer vaker voorkomen dan rond `1950` ."

Opgave 5

Bekijk Voorbeeld 1 en lees het bijbehorende artikel.

a

Welke soort onderzoeksvraag hoort bij dit voorbeeld?

b

Wat is de conclusie van het KNMI naar aanleiding van het onderzoek?

c

Naar welke statistische variabele hebben ze met name gekeken?

d

Waarom hebben ze niet alleen maar gekeken naar de gemiddelde neerslag op een dag?

e

Wat maakte het complex bij de verwerking van de meetgegevens? 

f

Tot welke periode van het jaar hebben ze zich beperkt en waarom?

verder | terug