Werken met formules > Formules gebruiken
12345Formules gebruiken

Verwerken

Opgave 9

Welke van de formules beschrijft een verband tussen twee variabelen?

a

`(2 +x)*y=2 y+xy`

b

inhoud (kubus) = `r^3`

c

`S=400 - 5 t^2`

d

`a^2+b^2=c^2`

Opgave 10

Voor het gebruik van elektriciteit betaal je een vast bedrag per jaar en een bedrag per kWh (kilowattuur) verbruik. De totale jaarlijkse kosten hangen daarom af van het aantal kWh dat er wordt verbruikt. Die totale kosten kun je omrekenen naar kosten per kWh. Er geldt de formule: `K=0,12 +32/a` .
Hierin is `a` het aantal verbruikte kWh en `K` de kosten per kWh (in euro).

a

Hoeveel bedraagt het vaste bedrag per jaar?

b

Teken de grafiek van `K` afhankelijk van `a` .

c

Voor welke waarde van `a` bedragen de kosten per kWh `16` eurocent?

Opgave 11

Een elektrische weerstand wordt aangesloten op een spanning van `200` volt. Met behulp van een ampèremeter kun je de stroomsterkte meten. Voor deze situatie geldt de wet van Ohm: `U=I*R` waarin `U` de spanning in V (volt) is, `I` de stroomsterkte in A (ampère) en `R` de weerstand in Ω (ohm).

a

Bij een spanning van `200` volt beschrijft de wet van Ohm het verband tussen `I` en `R` . Welke formule hoort daar bij en welke eenheden horen bij deze formule?

b

Teken de grafiek bij deze formule. Zet `R` op de horizontale as.

c

Welke stroomsterkte wordt er gemeten als `R=15` ?

Opgave 12

Een bal wordt recht omhoog geschoten en is na `2,7` seconde op het hoogste punt. De snelheid neemt per seconde met `9,8` meter af.

a

Hoe groot is de beginsnelheid in meter per seconde van de bal?

b

Stel een formule op voor de snelheid van de bal.

c

Hoe groot is de snelheid in kilometer per uur van de bal na `1,5`  seconde?

Opgave 13

Van een balk is de breedte `3` cm korter dan de lengte. De hoogte is `5` cm. Hoe groot is de lengte van de balk als de inhoud `140` cm3 is?

verder | terug