Voorbeelden van breuken met variabelen vermenigvuldigen:
`5/3*x/2=(5*x)/(3*2)=(5x)/6`
`1/x*5/(x+1)=5/(x(x+1))=5/(x^2+x)`
`4/a*(3-a)/2=(2*(3-a))/a=(6-2a)/a`
Hier worden de 4 uit de teller van de eerste breuk en de 2 uit de noemer
van de tweede breuk beide door 2 gedeeld vóórdat de vermenigvuldiging wordt
ingezet.
Voorbeelden van breuken met variabelen delen:
`5/3 // 2/x=(5*x)/(3*x) // (2*3)/(x*3)=(5*x)/(2*3)=(5x)/6`
`1/x // (x+1)/5=(1*5)/(x*5) // ((x+1)*x)/(5*x)=(1*5)/((x+1)*x)=5/(x^2+x)`
Schrijf als één breuk.
`x/7*2/3`
`2/7 // x/3`
`2/a*6/5`
`4/a // 5/7`
Schrijf als één breuk.
`(x+1)/x*5/x`
`(x+1)/x // 3/(2x)`
`a/(2a-1)*(a-1)/4`
`a/(3a-2) // (a-2)/2`