Werken met formules > Formules en de GR
12345Formules en de GR

Verwerken

Opgave 8

Breng van de formules de grafieken in beeld op de grafische rekenmachine. Denk om het gebruik van haakjes en de instellingen van het venster.

a

`s=250 t-4,9 t^2`

b

`k=0,04 +200/a` , met `a>0`

c

`y=3+sqrt(x-2)`

d

`N=60/ (30 +0,5 d^2)`

Opgave 9

Gegeven is de formule `4xy+2x^2=100` . Herleid de formule eerst naar de vorm `y=...` en plot daarna de grafiek.

Opgave 10

Gegeven zijn de formules `r=s-3` en `t=text(-)s^2+3r` .

a

Druk `t` uit in `s` .

b

Bepaal met behulp van de grafische rekenmachine voor welke waarde van `s` , `t` zo groot mogelijk is.

Opgave 11

Voor een kopieerapparaat bedraagt de maandelijkse huur € 200,00 waarbij nog een bedrag van `4`  eurocent per kopie komt. `K` stelt de totale kosten voor en `a` is het aantal kopieën dat er maandelijks (gemiddeld) wordt gemaakt.

a

Schrijf de formule op voor `K` als functie van `a` .

b

Iemand die een kopie maakt, betaalt `10` eurocent per kopie. Schrijf de formule op voor de inkomsten `I` als functie van `a` .

c

Hoeveel kopieën moeten er per maand worden gemaakt als 10 eurocent per kopie kostendekkend is?

Opgave 12

Stel je voor dat een bedrijf affiches wil maken. Om op te vallen moet de oppervlakte van zo’n affiche `1` m2 worden. Het affiche wordt zo bedrukt, dat er aan de beide zijkanten en de bovenkant een witte strook van `10` cm overblijft. Aan de onderkant is die strook `15` cm. De bedrijfsleiding vraagt zich af welke afmetingen het affiche nu nog kan hebben. Men komt daarbij op de formule: `(l+25 )(b+20 )=10000` .

a

Laat zien hoe men aan deze formule komt en wat `l` en `b` betekenen.

b

Breng de grafiek bij deze formule in beeld.

c

Bij nader inzien wil de bedrijfsleiding dat het bedrukte deel een vierkant wordt. Welke maat voor de affiches adviseer je nu?

Opgave 13

Voor de inhoud van een cilindervormig blikje geldt: `V=π*r^2*h` . Hierin is `V` de inhoud (het volume) in cm3, `r` de straal in centimeters en `h` de hoogte in centimeters.

a

Neem een blikje waarvoor `h=10` cm. Nu is `V` een functie van `r` . Breng de grafiek van deze functie zo in beeld dat je bij `V=1000` nog kunt aflezen hoe groot `r` is. Bepaal de waarde van `r` op twee decimalen nauwkeurig.

b

Voor een blikje waarvan de diameter en de hoogte gelijk zijn, geldt: `h=2 r` . Schrijf een formule op voor `V` als functie van `r` . Bepaal nu de waarde van `r` van zo’n blikje als de inhoud `0,5` liter is.

c

Voor een blikje waarvan de inhoud `1` liter is, kun je een formule opstellen voor `h` afhankelijk van `r` . Breng de bijbehorende grafiek in beeld en bepaal de waarde van `h` waarvoor `r=5` .

verder | terug