Dit is een grafiek van de functie
`f(x)= (4 x^2-16) / (x^2-100)`
.
Hij is gemaakt met de grafische rekenmachine met het standaardvenster.
Bepaal alle karakteristieken en het bereik van `f` .
Op grond van dit plaatje zou je heel verkeerde conclusies kunnen trekken. Bijvoorbeeld dat het maximum `f(0 )=0` is. En dat de grafiek een soort van afgeplatte bergparabool is. En dat is niet goed.
Eerst kijk je of er nulpunten en asymptoten zijn:
`f(x)=0`
levert op:
`(4 x^2-16) / (x^2-100) =0`
en dus:
`4 x^2-16 =0`
.
Er zijn daarom precies twee nulpunten
`x = text(-)2`
en
`x = 2`
.
Je deelt door
`x^2-100`
en dus ontstaan er problemen als
`x^2-100 =0`
.
Dit betekent dat
`x=10`
en
`x=text(-)10`
wellicht verticale asymptoten zijn. Door getallen in de buurt van
`10`
dan wel
`text(-)10`
in te vullen, merk je dat dit echt twee vericale asymptoten zijn.
Als de grote getallen (of grote, negatieve getallen) invult naderen de functiewaarden naar `4` . Dus `y=4` is de horizontale asymptoot.
Pas nu de vensterinstellingen aan en breng alle karakteristieken van de grafiek in beeld. Bij `x=10` blijkt een maximum te zitten: `f(0 )=0,16` . (Laat je rekenmachine een maximum zoeken tussen bijvoorbeeld de nulpunten.)
Het bereik van `f` lees je uit de grafiek af, rekening houdend met het maximum en de horizontale asymptoot: `text(B)_(f)=⟨←;0,16⟩ ∪ ⟨4 ,→⟩` .
Gegeven is de functie `f` met `f(x)=(2x^2+4)/(x^2-16)` .
Plot de grafiek en geef de juiste vensterinstellingen.
Geef de karakteristieken van `f` .
Geef `text(D)_(f)` en `text(B)_(f)` .
Gegeven is de functie `g` met `g(x)= (4 x) / (1 +x^2)` .
Waarom heeft deze functie geen verticale asymptoot?
Welk nulpunt heeft functie `g` ?
Onderzoek of `g` een horizontale asymptoot heeft.
Geef het domein en bereik van `g` .