In de Tour de France wordt een aantal keren een tijdrit gereden. In deze grafieken vind je gegevens over een tijdrit van `65` km.
Welke renner heeft de tijdrit gewonnen? Waar zie je dat aan?
Waarom kunnen deze grafieken nooit het werkelijke verloop van deze tijdrit correct beschrijven?
Bereken van iedere renner de gemiddelde snelheid.
Schrijf voor elke grafiek een passende formule op.
Gegeven is de lineaire functie `f` met voorschrift: `f(x)=7 x+10` .
Bereken exact de snijpunten van de grafiek van `f` met de `x` -as en de `y` -as.
De grafiek van `f` wordt `3` eenheden in de `y` -richting omlaag geschoven. Welk functievoorschrift hoort bij de nieuwe grafiek die daardoor ontstaat?
De grafiek van `f` wordt gedraaid om het punt `(0 , 10 )` . De nieuwe grafiek gaat door `(10 , 15 )` . Welk functievoorschrift past bij die nieuwe grafiek?
De grafiek van `f` wordt gedraaid om het punt `(0 , 10 )` en vervolgens `2` eenheden omhoog geschoven. De nieuwe grafiek gaat door `(10 , 0 )` . Welk functievoorschrift past bij die nieuwe grafiek?