Los de ongelijkheden algebraïsch op.
`5 (x-1 ) ^2-9 >11`
`x^3>x`
`x^3≤80 x-2 x^2`
`text(-)2x^2 < 8-x`
`8/(x^2) ≥ x`
`x^2-4 x> text(-)3`
Een winkelier koopt maandelijks fietsen in voor € 300,00 per stuk. Deze slaat hij op in een magazijn. Voor het gebruiken van dit magazijn betaalt hij een huur van € 950,00 per maand. Daarnaast heeft hij personele kosten van € 5200,00 per maand. Hij verkoopt de fietsen voor € 425,00 per stuk.
Hoeveel fietsen moet de winkelier in een maand verkopen wil hij die maand winst maken? Ga ervan uit dat hij alle fietsen die hij inkoopt dezelfde maand nog verkoopt.
In een maand heeft de winkelier `200` fietsen gekocht. Hoeveel van die fietsen moet hij minstens verkopen om alle kosten van die maand te dekken?
Twee auto’s rijden op de A1, beide met (ongeveer) constante snelheid. Bestuurder A houdt een snelheid van `110` km/h aan. Bestuurder B rijdt met `120` km/h. Als bestuurder B bij de IJsselbrug bij Deventer komt, ligt hij `24` kilometer achter op bestuurder A. Het tijdstip waarop dat gebeurt, is `t=0` . De afstand (kilometer) tot Deventer wordt voorgesteld door `a(t)` .
Stel bij beide auto’s een lineaire functie voor `a(t)` op.
Bereken na hoeveel minuten auto A door auto B wordt ingehaald.
Bereken algebraïsch hoelang hun onderlinge afstand minder dan `4` kilometer is.
Gegeven is de functie `f` met `f(x)=(x^2-4 )(x^2-9 )` .
Los algebraïsch op: `f(x)≤0` .
Los algebraïsch op: `f(x) < 36` .
Gegeven zijn de functies `f(x)=x^2+px+12` en `g(x)=text(-)x+9` .
Voor welke exacte waarden van `p` snijdt de grafiek van `f` de `x` -as twee keer?
Neem `p=3` en los de ongelijkheid `f(x) < g(x)` algebraïsch op.