Logaritmische functies > Eigenschappen
12345Eigenschappen

Voorbeeld 3

Los de vergelijking `\ ^2log(x)=3` algebraïsch op.

> antwoord

Gebruik de regel dat de logaritme de inverse bewerking is van een exponentiële functie met hetzelfde grondtal. Neem aan beide zijden de exponentiële functie met grondtal `2` . Dit geeft:
`2^ (\ ^2log(x)) =2^3`
En omdat `2^ (\ ^2log(x))=x` volgt:  `x=2^3=8` .

Opgave 8

Los algebraïsch op.

a

`\ ^5log(x)=2`

b

`\ ^4log(2 x)=0`

c

`\ ^ (1/4) log(x^2)=text(-)4`

d

`\ ^2log(sqrt(x))=5`

verder | terug