Los op: `\ ^5log(x) < 3` .
Los de bijbehorende vergelijking op:
`\ ^5log(x) = 3`
geeft
`x=5^3=125`
.
Plot de grafieken op de grafische rekenmachine:
Voer in:
`y_1 = \ ^5log(x)`
en
`y_2 =3`
.
Dit geeft:
`x < 125`
.
Controleer het domein (en de verticale asymptoot) van de logaritme en geef de oplossing. De oplossing is `0 < x < 125` .
Gegeven is de functie `f(x)=3 *\ ^2log(x)+16` .
Plot de grafiek van `f` .
Bepaal met de grafische rekenmachine voor welke waarde van `x` geldt: `f(x)=38` . Rond af op twee decimalen.
Bepaal algebraïsch voor welke waarde van `x` geldt: `f(x)=38` .
Gegeven is de functie `f(x)=3*\ ^2log(x)+16` .
Bepaal de asymptoot, het domein en het bereik van `f` .
Los de ongelijkheid
`3 *\ ^2log(x)+16 ≤38`
op.
Lees de oplossing van de ongelijkheid af uit de grafiek van
`f`
.