Een draaimolen draait steeds met dezelfde snelheid in `20` seconden rond.
Hoeveel bedraagt de frequentie van de draaiing per minuut?
Hoeveel bedraagt de frequentie van de draaiing per uur?
Hoeveel bedraagt de frequentie van de draaiing per seconde?
Bekijk de grafiek van de periodieke functie `f` .
Hoeveel bedraagt de periode van de grafiek?
Bereken `f(25 )` .
Voor welke waarden van `x` is `f(x)=10` ?
Los op: `f(x)=5` met `12 ≤x≤15` .
Bekijk de figuur. Punt `A` ligt op een wiel op afstand `1` van het middelpunt. Noem de hoogte van punt `A` ten opzichte van de horizontale as door het middelpunt `h(t)` . Punt `A` begint rechts, zodat `h(0 )=0` . Het wiel draait in `6` seconden linksom rond.
Hoeveel bedraagt de frequentie van de draaiing per minuut?
Bepaal `h(1,5)` .
Bepaal `h(4,5 )` en `h(10,5 )` .
Bereken `h(0,5)` .
Geef alle waarden van `t` die voldoen aan de vergelijking `h(t)=h(0,75 )` .
Een torenklok heeft een grote wijzer met een lengte van `1,5` m. De beide wijzers zitten bevestigd op de as van de klok op `45` m boven de grond. Punt `T` stelt de tip van deze grote wijzer voor. De hoogte `h` in m van `T` boven de grond hangt af van de draaihoek `α` . Neem aan dat `α=0` om 12:00 uur.
Hoe hoog zit `T` boven de grond op 2:10 uur?
Schets een grafiek van `h(α)` .
Bekijk de periodieke grafiek. Voor
`text(-)1 le x le 1`
geldt de formule:
`h(t)=5 -5 t^2`
Bereken `h(0 )` en `h(0,5 )` .
Bepaal de periode van de grafiek.
Bereken `h(6 )` en `h(6,5 )` .
Bereken `h(15 )` en `h(15,5 )` .