Periodieke functies > Radialen
1234567Radialen

Verwerken

Opgave 10

Deze hoeken zijn gegeven in graden. Bereken de bijbehorende booglengtes in de eenheidscirkel in radialen.

a

`30^@` , `20^@` , `10^@` , `270^@` , `360^@` , `455^@` , `780^@`

De booglengtes zijn in de eenheidscirkel gegeven. Bereken de bijbehorende hoeken in graden.

b

`1/2 π` ; `1/3 π` ; `3/4 π` ; `1` ; `π` ; `3,1416` ; `10 π`

Opgave 11

Gebruik eventueel een eenheidscirkel.

a

Bereken exact `sin(1/6 pi)` , `sin(text(-)1/3 pi)` , `cos(1/4 pi)` .

b

Bereken exact de grootte van `sin(5/6 pi)` , `cos(3/4 pi)` , `sin(4/3 pi)` , `sin(11/6 pi)` en `cos(5/3 pi)` .

Opgave 12

Gegeven is `sin(x)=1/2 sqrt(3)` .

a

Geef in een eenheidscirkel alle waarden van `x` met `0 ≤x < 2 π` aan die hieraan voldoen.

b

Noteer alle waarden van `x` die hieraan voldoen. Geef exacte waarden.

Opgave 13

Je weet, dat `sin(1/6 pi) = 1/2` .
Onderzoek welke waarden van `x` voldoen aan `sin(x) = text(-)1/2` .

a

Geef in een eenheidscirkel alle waarden van `x` op het interval `[0, 2pi]` aan die hieraan voldoen.

b

Geef alle waarden van `x` die hieraan voldoen. Gebruik exacte waarden.

Opgave 14

Leg uit waarom:

a

`sin(x)=sin(3π-x)`

b

`cos(x)=cos(6pi-x)`

c

`cos(x)=sin(x-21,5pi)`

verder | terug