Periodieke functies > Sinus- en cosinusfuncties
1234567Sinus- en cosinusfuncties

Uitleg

`y = cos(x)` is een periodieke functie met periode `2pi` .
Hierin is `x = alpha` radialen en op de `y` -as komt de waarde van `cos(alpha)` .
De grafiek loopt links en rechts van de `y` -as oneindig door als je `alpha` niet beperkt vanaf `0` tot `2pi` rad.

Op de horizontale as is als eenheid `pi` genomen.

  • Het maximum is `1` en de maxima liggen bij `2k*pi` .

  • Het minimum is `text(-)1` en de minima liggen bij `pi+2k*pi` .

  • De grafiek snijdt de `x` -as bij `x = 1/2 pi + k*pi` .

De grafiek van `y = cos (x)` met `x` in radialen lijkt op de standaard sinusgrafiek `y = sin (x)` .
De grafiek is alleen met `text(-) 1/2 pi` verschoven in de `x` -richting.

Dit betekent `y = cos(x) = sin(x+1/2 pi)` .

De grafiek van `y = cos(x)` kun je door transformatie uit die van `y=sin(x)` laten ontstaan.

Opgave 3

Bekijk de grafiek van `f(x)=cos(x)` in Uitleg 2.

a

Geef de coördinaten van de toppen op het domein `[text(-)2pi, 2pi]` .

b

Welke nulpunten heeft `f` op het domein `[text(-)2pi, 4pi]` ?

Opgave 4

In Uitleg 2 zie je de functie `y=cos(x)` .

a

Door welke transformatie ontstaat de grafiek van `f_1(x) = 5*cos(x)` uit die van `y=cos(x)` ?

b

Door welke transformatie ontstaat de grafiek van `f_2(x) = cos(x+pi)` uit die van `y=cos(x)` ?

c

Door welke transformaties ontstaat de grafiek van `f_3(x) = 5*cos(x+pi)+2` uit die van `y=cos(x)` ?

d

Door welke transformatie ontstaat de grafiek van `f(x) = sin(x)` uit die van `y=cos(x)` ?

verder | terug