Stel bij de vier sinusoïden een passend functievoorschrift op. Gebruik hierbij de sinus.
Bij de functie `y_1 =text(-)1 +4 sin( (2 π) /4 (x-2 ))` zijn andere functievoorschriften mogelijk die dezelfde grafiek hebben als `y_1` .
Geef er minstens drie.
Gebruik één van deze functievoorschriften om op te lossen: `y_1 =text(-)2` . Geef benaderingen in drie decimalen nauwkeurig.
De grafiek van `f` is sinusvormig. De evenwichtslijn is `y=1` , de amplitude is `2` , de periode is `π` en de grafiek gaat stijgend door het punt `(1/6π, 1)` .
Stel een formule op voor `f(x)` .
Bereken met die formule `f(0 )` .
Los op: `f(x)≤0`
Functie `f(x)` heeft een sinusvormige grafiek met een minimum in het punt `(15, text(-)22)` en een eerstvolgend maximum in het punt `(33, 104)` .
Maak een schets van deze grafiek met `x` van 0 tot ten minste 50.
Bereken de periode, de amplitude en de evenwichtslijn en stel een passend functievoorschrift op.
Bereken `f(42)` , `f(45)` en `f(48)` algebraïsch.
Los op: `f(x)=72,5` .
Een reuzenrad bevat de stoeltjes `C` en `D` . Stoeltje `C` draait op een afstand van `4` meter van de as in het rond, stoeltje `D` op een afstand van `8` meter. De as van het reuzenrad bevindt zich op `10` meter boven de grond. Bekijk de getekende situatie. Het reuzenrad draait in `8` seconden één keer rond. Op `t=0` staat stoeltje `D` zo hoog mogelijk. Het reuzenrad draait tegen de wijzers van de klok in.
Bereken bij de stand in de figuur de hoogte `h` in meter van de stoeltjes `C` en `D` ten opzichte van de grond.
Stel een passend functievoorschrift op voor de hoogte van stoeltje `D` .
Hoe hoog staat stoeltje `C` op tijdstip `t=1413,25` ?
Hoelang zit je in stoeltje `C` elk rondje hoger dan 12 meter?
Welke vergelijking moet je oplossen om te weten op welke tijdstippen stoeltje `C` en `D` op dezelfde hoogte hangen?
Bereken in twee decimalen nauwkeurig hoeveel seconden per periode stoeltje `C` hoger hangt dan stoeltje `D` .
Verklaar waarom het resultaat bij f ook te beredeneren valt.