Vectoren en goniometrie > Sinusregel
12345Sinusregel

Antwoorden van de opgaven

Opgave V1

Teken de hoogtelijn `PD` .

`angle B=180^@ -20^@ -110^@ =50^@ ` .

`|PD|=4*sin(20^@)~~1,37` en `|AD|=4*cos(20^@)~~3,76` .

`|BP|=|PD|/sin(50^@)~~1,79` en `|DB|=|PD|/tan(50^@)~~~1,15` .

`|AP|+|PB| ~~4+1,79=5,79` en `|AB| ~~3,76+1,15=4,91` .

De weg via `P` is ongeveer `0,9` km langer.

Opgave V2

In driehoek `ADC` kun je `|CD|` berekenen met behulp van `sin(α)=(|CD|)/b` , ofwel `|CD|=bsin(α)` . Zo geldt in driehoek `BCD` , `|CD|=asin(β)` . En dus is `asin(β)=bsin(α)` .

Opgave 1

`4 sin(50)=| AB |sin(110^@)` geeft `| AB |≈4,907` .

`4 sin(50)=| BP |sin(20^@)` geeft `| BP |≈1,786` .

Je loopt dus `4 +1,786 -4,907 =0,879` km om.

Opgave 2

`5/(sin(65^@))=| BC |/(sin(40^@))` geeft `| BC |≈3,55` .

Opgave 3

`angle F=180^@ -40^@ -65^@ =75^@ `

`5/(sin(75^@))=(|DF|)/(sin(65^@) )` geeft `| DF |≈4,69` .

Opgave 4

Trek de hoogtelijn uit `B` op `AC` . Die hoogtelijn kun je op twee manieren berekenen:

Je krijgt `c sin(alpha)=a sin(gamma)` en dus `a/(sin(α))=c/(sin(γ))` .

Het kan zijn dat in jouw driehoek de hoogtelijn door `B` op het verlengde van `AC` komt. Nu krijg je `csin(alpha)=a sin(180^@- gamma)` , maar omdat `sin(gamma)=sin(180^@- gamma)` krijg je hetzelfde resultaat.

Opgave 5
a

Als het goed is, heb je dezelfde figuur als in het voorbeeld.

b

Omdat je bij het toepassen van de sinusregel altijd één van de drie breuken compleet moet weten en in elke breuk een zijde en de tegenoverliggende hoek moet voorkomen.

c

Merk eerst op dat `∠C=110^@` .

`(| AC |) / (sin(50^@)) =6/ (sin(110^@))`

Hieruit volgt: `| AC |≈4,89` .

Opgave 6

In driehoek `ABC` :

`58/(sin(70^@))=60/(sin(/_B))` geeft `∠B~~76,43^@` , dus `∠C=180^@-70^@-76,43^@=33,57^@` en  `|AB|=sin(33,57)*58/(sin(70^@))~~34,1` .

In driehoek `DEF` :

`∠E=180-70-32=78^@` , dus `|EF|=80/(sin(78^@))*sin(70)~~76,9` .

In driehoek `GHI` :

`80/(sin(120^@))=30/(sin(/_I))` geeft `∠I~~18,95^@` dus `∠G=180^@-120^@-18,95^@=41,05^@` en  `|HI|=sin(41,05^@)*80/(sin(120^@))~~60,7` .

In vierhoek `KLMN` :

De vierhoek is symmetrisch, dus het is makkelijk om hem in twee driehoeken te verdelen, waarin  `∠NLM=(30^@)/2=15^@` en `∠LNM=180^@-15^@-20^@=145^@` , en dus  `|MN|=60/(sin(145^@))*sin(15^@)~~27,1` .

Opgave 7

Bijvoorbeeld `sin(alpha)=(sin(beta)*a)/b` of `a=(bsin(α))/(sin(β))` .

Opgave 8
a

`6/( sin(50^@))=(| AC |)/(sin(90^@))` geeft `| AC |≈7,8` .

b

`cos(40^@)=6/(| AC |)` geeft `| AC |≈7,8` .

Opgave 9

Gebruik de sinusregel: `sin(/_M) = 0,625` geeft `∠M≈38,7^@` of `∠M≈141,3^@` .

Je vindt dan `/_L ~~ 111,4^@` of `/_L ~~ 8,7^@` .

Dan nogmaals de sinusregel: `|KM| ~~ 7,5` of `|KM| ~~ 1,2` .

Opgave 10
a

De sinusregel stelt `(|AB|)/(sin(∠C))=(|BC|)/(sin(∠A))` , ofwel: `sin(∠C)= 20/25 * sin(60^@) = 4/5 * 1/2 sqrt(3) = 2/5 sqrt(3)` .

b

`/_C ~~ 43,8^@` of `/_C ~~ 136,2^@`

c

`/_C~~136,2^@` vervalt, want `136,2^@ + 60^@ = 196,2^@ > 180^@` dus `/_C~~43,8^@` .

d

`/_B=180^@-60^@-43,8^@=76,2^@` , dus  `|AC|=25/(sin(60^@))*sin(76,2^@)~~28,0` .

Opgave 11

`angle C=180^@-25^@-55^@=100^@`

`5/(sin(100^@))=|AC|/(sin(55^@))` geeft `|AC| ~~4,2` .

`5/(sin(100^@))=|BC|/(sin(25^@))` geeft `|BC| ~~ 2,1` .

Opgave 12

`8/(sin(40^@))=6/(sin(angle L))` geeft `sin(angle L)=0,482...` en dit geeft `angle L ~~ 28,8^@` . `angle M~~180^@-40^@-28,8^@=111,2^@` .

( `angle L ~~ 151,2^@` kan niet, omdat je in een driehoek werkt en dus de hoekensom gelijk is aan  `180^@` .)

Opgave 13

Met de sinusregel vind je dat `8/(sin(45^@))=12/(sin(∠C))` en dus `sin(∠C)≈1,06` . Er bestaat geen `∠C` die hieraan voldoet.

Opgave 14

`Delta ABC` :
`6/(sin(70))=5/(sin(angle A))` geeft `angle A~~51,5^@` en dus `angle C~~58,5^@` .
`|AB|/(sin(58,5^@))=6/(sin(70^@))` geeft `|AB| ~~5,44` .

`Delta DEF` :
`8/(sin(60^@))=(|DE|)/(sin(45^@))` geeft `|DE|=(8sin(45^@))/(sin(60^@))=(8*1/2sqrt(2))/(1/2sqrt(3))=8/3sqrt(6)` .

Voor het exact berekenen van `|DF|` trek je de hoogtelijn `EG` .
`|FG|=|EG|=8sin(45^@)=4sqrt(2)` en `|DG|=8/3sqrt(6)*cos(60^@)=4/3sqrt(6)`
`|DF|=|DG|+|GF|=4/3sqrt(6)+4sqrt(2)` .
(Met de sinusregel krijg je geen exact antwoord.)

`Delta GHI` :
`12/(sin(120^@))=(4sqrt(3))/(sin(angle I))` geeft `sin(angle I)=0,5 ` en dus `angle I=30^@` . Nu vind je ook dat `angle G=30^@` , dus `GH=HI=4sqrt(3)` (gelijkbenige driehoek).

Opgave 15

`angle B=180^@-60^@-80^@=40^@`

`(|AB|)/(sin(80^@)) = (200)/(sin(40^@))` geeft `|AB| ~~ 306,4` m.

Opgave 16

`angle P=180-68,3-77,4=34,3^@`

`(125,3)/(sin(34,3^@))=(|BP|)/(sin(68,3^@))` geeft `|BP| ~~206,6` m.

`(125,3)/(sin(34,3^@))=|AP|/(sin(77,4^@))` geeft `|AP| ~~217,0` m.

Opgave 17
a

De verhoudingen in de schets hoeven niet te kloppen, als het maar wel duidelijk is wat de situatie is.

b

`/_ACD=180^@-32^@=148^@` (gestrekte hoek).

`/_CAD=180^@-148^@-15^@=17^@` (hoekensom).

Met de sinusregel:

`(|AC|)/(sin(15^@))=50/(sin(17^@))` geeft `|AC| ~~44,26` .

`|AB| ~~sin(32^@)*44,26~~23,5` m.

Dus de toren is ongeveer `23,5+1,8=25,3` m hoog.

Andere oplossing:

schrijf `|BC|=x` .

`tan(32^@)=(|AB|)/x` geeft `|AB|=tan(32^@)*x` .

`tan(15^@)=(|AB|)/(x+50)` geeft `|AB|=tan(15^@)*(x+50)` , dus `tan(32^@)*x=tan(15^@)*(x+50)` geeft `x~~37,54` .

`|AB| ~~tan(32)*37,54~~23,5` , dus de toren is ongeveer `23,5+1,8=25,3` m hoog.

c

`Delta BCA ∼ Delta DCE ∼ Delta DGE` en `Delta GFE ∼ Delta CFA` . De laatste gelijkvormigheid volgt uit   `angle BCA =angle DGE` en `angle ACF = 180^@-angle BCA` , `angle EGF=180^@-angle DGE=180^@-angle BCA` .

Nu geldt dat `(|CF|)/(|GF|)=(|AB|)/(|DE|)` en als je invult wat je weet, krijg je `17/1=(|AB|)/6` . Dus `|AB|=102` .

De hoogte van de toren is `102` meter.

Opgave 18

`| BC |≈6,21`
`| DF |=4 +4 sqrt( 3 )~~10,9`
`| EF |=4 sqrt( 6 )`

Opgave 19

`| AB |≈5,4` of `| AB |≈1,7` .

verder | terug