Vectoren en goniometrie > Cosinusregel
12345Cosinusregel

Verwerken

Opgave 10

Elke `Delta ABC` heeft zes afmetingen, te weten:

  • de lengtes van de zijden `| AB |=c` , `| BC |=a` en `| AC |=b` ;

  • de hoeken `∠A=α` , `∠B=β` en `∠C=γ` .

Hier zijn steeds drie maten van `Delta ABC` gegeven. Bereken de andere maten (exact waar mogelijk).

a

`a=8` , `b=5` en `γ=65^@`

b

`a=8` , `b=5` en `α=65^@`

c

`c=150` , `γ=120^@` en `β=45^@`

d

`a=6` , `b=10` en `c=8`

e

`a=b=15` en `γ=20^@`

Opgave 11

Teken het trapezium `ABCD` met `| AB |=12` , `| AC |=10` , `| DC |=4` en `∠B=45^@` . Omdat de vierhoek `ABCD` een trapezium is, is `AB` evenwijdig met `CD` .
Bereken de lengte van `AD` . Er zijn twee mogelijkheden. Geef ze allebei.

Opgave 12

Laat met een berekening zien dat een gelijkbenige driehoek `ABC` met `angle A=angle B, angle C=20^@` , `|AC|=10` en `|AB|=5` onmogelijk is.

Opgave 13

Bekijk de afgeknotte balk `ABCD.EFGH` . De afmetingen staan in de figuur. Bereken de grootte van `∠EHG` met behulp van de cosinusregel in `Delta EHG` .

Opgave 14

Van een viervlak `ABCD` zijn de ribben achtereenvolgens `| AB |=4`  cm, `| BC |=5`  cm, `| AC |=6`  cm, `| AD |=7`  cm, `| BD |=8`  cm en `| CD |=9`  cm. Punt `P` is het midden van `AC` en punt `Q` is het midden van `BD` . Bereken de lengte van `PQ` .

verder | terug